ECLI:NL:RVS:2010:BM4945

Raad van State

Datum uitspraak
11 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201002189/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • R.E.A. Matulewicz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Kloosterstraat 13, Volkel

Op 17 december 2009 heeft de raad van de gemeente Uden het bestemmingsplan "Kloosterstraat 13, Volkel" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft [verzoeker] op 4 maart 2010 beroep ingesteld bij de Raad van State, vergezeld van een verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 27 april 2010 behandeld, waarbij [verzoeker] werd bijgestaan door mr. drs. H.A. Pasveer, advocaat te 's-Hertogenbosch, en de raad werd vertegenwoordigd door drs. J. Heijmans.

In de overwegingen van de voorzitter werd vastgesteld dat het bestemmingsplan voorziet in de bouw van 16 appartementen nabij het atelier van [verzoeker]. [Verzoeker] betoogde dat de afstand van het appartementencomplex tot zijn atelier minder dan 10 meter bedraagt, wat volgens hem in strijd is met de richtlijnen van de VNG-brochure. De raad verdedigde zijn besluit door te stellen dat de afstand conform de brochure is en dat er beleidsvrijheid bestaat voor maatwerk op lokaal niveau.

De voorzitter oordeelde dat de raad de brochure als richtsnoer kon hanteren, maar dat dit niet betekent dat er geen rekening gehouden moet worden met de specifieke situatie ter plaatse. De eerdere aanwezigheid van een geluidsgevoelig object en de afstand tot de nieuwbouw waren niet doorslaggevend. De voorzitter concludeerde dat er onvoldoende zekerheid bestond dat het plan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat waarborgt, wat leidde tot de beslissing om het besluit van de raad te schorsen.

De voorzitter besloot de raad van de gemeente Uden te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van [verzoeker] en het griffierecht. De uitspraak werd openbaar gedaan op 11 mei 2010.

Uitspraak

201002189/2/R3.
Datum uitspraak: 11 mei 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Uden,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 december 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Kloosterstraat 13, Volkel" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 maart 2010, beroep ingesteld.
Bij brief, ingekomen op dezelfde datum als het beroepschrift, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 april 2010, waar [verzoeker], in persoon en bijgestaan door mr. drs. H.A. Pasveer, advocaat te 's-Hertogenbosch, en de raad, vertegenwoordigd door drs J. Heijmans, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de bouw van 16 appartementen aan de achterzijde van het perceel van [verzoeker].
2.3. [verzoeker] voert onder meer aan dat het appartementencomplex op minder dan 10 meter van het op zijn perceel aanwezige atelier komt te staan. Naar zijn mening heeft de raad daarbij ten onrechte aansluiting gezocht bij de in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure) voor ateliers aanbevolen afstand van 10 meter. Deze brochure heeft het oog op een atelier waarin werk ten toon wordt gesteld en niet op een werkplaats, zoals in zijn atelier, waarin hij als beeldend kunstenaar gebruik maakt van lasmachines, pneumatische hamers, boren en een kettingzaag.
2.4. De raad heeft naar voren gebracht dat de afstand van het atelier tot de nieuwbouw conform de systematiek van de VNG-brochure is. Daarbij is de raad uitgegaan van een feitelijke afstand tot de nieuwbouw van ongeveer 10 meter en heeft hij gesteld dat daarbij beleidsvrijheid bestaat voor maatwerk op lokaal niveau. In dit verband heeft de raad in aanmerking genomen dat op de bouwlocatie voorheen, op kortere afstand van het atelier van [verzoeker], een als geluidsgevoelig object aan te merken schoolgebouw aanwezig was. Ook op andere percelen is op korte afstand van het atelier woonbebouwing aanwezig. Van belang acht de raad voorts dat het atelier met een blinde gevel in de richting van de nieuwbouw is uitgevoerd. In het kader van de naleving van de Wet milieubeheer is een controle uitgevoerd, waarbij geen bijzonderheden omtrent het atelier naar voren zijn gekomen en uit de omgeving zijn ook geen klachten over geluidsoverlast bekend, aldus de raad.
2.5. De voorzitter stelt voorop dat de raad in beginsel de brochure als richtsnoer kon hanteren. Dit laat evenwel onverlet dat de raad zich er van dient te vergewissen dat ter plaatse in ruimtelijk opzicht een situatie ontstaat waarbij een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gewaarborgd is. Bij de toepassing van dit criterium is de eerdere aanwezigheid van een geluidsgevoelig object en de - blijkens het verhandelde ter zitting overigens op grotere afstand gelegen - woonbebouwing niet zonder meer doorslaggevend.
Voorts is van gewicht dat, anders dan de raad kennelijk tot uitgangspunt heeft genomen, voor het atelier vrijstelling en bouwvergunning is verleend voor het bouwen van een atelierruimte waarbij volgens de bij de vergunning behorende bouwtekening een deel van het gebouw is bestemd als atelier annex steenhouwerijruimte en dat, zoals ter zitting naar voren is gekomen, nadien een melding bij het gemeentebestuur is gedaan voor het aanbrengen van dakramen in de gevel.
Onder vorengeschetste omstandigheden staat voorshands onvoldoende vast dat het plan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat waarborgt en bestaat twijfel aan het antwoord op de vraag of de Afdeling het besluit tot vaststelling van het plan in stand zal laten. Gelet hierop ziet de voorzitter reden de navolgende voorlopige voorziening te treffen. In verband hiermee ziet de voorzitter geen aanleiding om in te gaan op hetgeen [verzoeker] voor het overige naar voren heeft gebracht.
2.6. De raad van de gemeente Uden dient ten aanzien van [verzoeker] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Uden van 17 december 2009, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kloosterstraat 13, Volkel";
II. veroordeelt de raad van de gemeente Uden tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de raad van de gemeente Uden aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Matulewicz
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2010
45.