201000099/2/R3.
Datum uitspraak: 11 mei 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
de raad van de gemeente Horst aan de Maas,
verweerder.
Bij besluit van 10 november 2009, volgnummer 98, heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie] te [plaats]" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 januari 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 7 februari 2010. Bij deze brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 februari 2010, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is aangevuld bij schrijven van 15 april 2010.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 april 2010, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. M.H.J. Seelen, is verschenen. Voorts zijn ter zitting gehoord de raad, vertegenwoordigd door mr. L.L.W. Peeters, werkzaam bij de gemeente en [belanghebbende], exploitant van [IJssalon].
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de bouw van een ijssalon aan het Sint Lambertusplein op de plaats waar nu een ijskiosk aanwezig is.
2.3. [verzoeker] heeft onder meer uiteengezet dat het plan een gebouw mogelijk maakt dat een groter oppervlak beslaat dan de aanwezige kiosk. Dit gebouw kan en zal ook deels ondergronds worden gebouwd. Naar de mening van [verzoeker] heeft de raad de ter plaatse aanwezige archeologische waarden miskend en onvoldoende zekergesteld dat deze waarden bij het plan worden beschermd.
2.3.1. De raad heeft naar voren gebracht dat de naar aanleiding van het uitgevoerde bureauonderzoek naar voren gekomen aanbeveling om een proefsleuvenonderzoek uit te voeren indien er ter plaatse grondwerkzaamheden worden verricht is overgenomen door het college van burgemeester en wethouders. Er is een programma van eisen opgesteld ten behoeve van een inventariserend en waarderend veldonderzoek. Een en ander kan plaatsvinden na de sloop van de kiosk. Naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek zal verdere besluitvorming plaatsvinden. Naar de mening van de raad zijn hiermee de archeologische waarden van de bouwlocatie voldoende zekergesteld.
2.3.2. Blijkens de plantoelichting betreft het een gebied waarvoor in het streekplan een hoge archeologische verwachtingswaarde is aangegeven. Het plangebied ligt voorts binnen een archeologisch monument van hoge waarde en binnen 50 meter van een archeologische waarneming.
Voorts is niet in geschil dat de mogelijk ter plaatse aanwezige archeologische waarden ter plaatse moeten beschermd.
2.4. In artikel 1 van de planregels zijn, voor zo ver hier van belang, de regels van het concept-bestemmingsplan "Peelkernen" van overeenkomstige toepassing verklaard. In de regels die behoren bij dit concept-plan is ten aanzien van de mede voor "Archeologisch waardevol gebied" bestemde gronden een bouwverbod opgenomen met een ontheffingsmogelijkheid indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden in het gebied. Een zodanige dubbelbestemming is evenwel niet voorzien bij het plan en ook anderszins is niet voorzien in de bescherming van de archeologische waarden in het plangebied. Het door de raad geboden uitzicht op proefsleuvenonderzoek en eventuele verdere besluitvorming maakt geen onderdeel van het plan en is niet juridisch bindend.
Gelet op het vorenstaande verwacht de voorzitter dat de Afdeling het besluit tot vaststelling van het plan niet in stand zal laten en bestaat aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. In verband hiermee behoeft het overige door [verzoeker] aangevoerde geen bespreking.
2.5. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Horst aan de Maas van 10 november 2009, volgnummer 98;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Horst aan de Maas tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de raad van de gemeente Horst aan de Maas aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Matulewicz
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2010