200908758/1/H3.
Datum uitspraak: 12 mei 2010.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 oktober 2009 in zaak nr. 08/3385 in het geding tussen:
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oud-Zuid.
Bij besluit van 13 maart 2008 heeft het dagelijks bestuur een aanvraag van [appellante] om een splitsingsvergunning voor het pand aan de [locatie] te [plaats] buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 5 augustus 2008 heeft het dagelijks bestuur het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 oktober 2009, verzonden op 5 oktober 2009, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 november 2009, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 april 2010, waar [appellante], in persoon, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. S.C.H. Overwater-Fiedeldeij, werkzaam bij het stadsdeel Oud-Zuid, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
Ingevolge artikel 3.2.4 van de Partiële Regionale Huisvestingsverordening 2007 voor de gemeente Amsterdam, zoals deze gold ten tijde hier van belang en voor zover hier van belang, worden bij het indienen van de aanvraag om een splitsingsvergunning ten minste de volgende bescheiden overgelegd:
d. een bouwkundig opnamerapport, waaruit blijkt dat de toestand van het gebouw zich uit een oogpunt van indeling of staat van onderhoud niet tegen splitsing verzet, dan wel hoe het gebouw hiertoe zal worden aangepast.
2.2. Het dagelijks bestuur heeft aan het in bezwaar gehandhaafde besluit van 13 maart 2008 ten grondslag gelegd dat de gegevens en bescheiden die [appellante] bij de aanvraag heeft verstrekt onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of de voorbereiding van de gevraagde beschikking. Bij brief van 5 februari 2008 heeft het dagelijks bestuur [appellante] in de gelegenheid gesteld om binnen 28 dagen na verzending van die brief de ontbrekende gegevens, te weten een bouwkundig opnamerapport, een uitvoeringsplan en een keuringsrapport, over te leggen. Het dagelijks bestuur heeft de gevraagde bescheiden niet binnen die termijn ontvangen. Op 10 maart 2008 heeft het dagelijks bestuur een brief van [appellante] ontvangen met het verzoek die termijn te verlengen, omdat de funderingsherstelwerkzaamheden in het pand nog niet voltooid waren. Het dagelijks bestuur heeft dat verzoek niet gehonoreerd. Daarbij heeft het zich op het standpunt gesteld dat de ontbrekende gegevens geen betrekking hebben op de fundering van het pand. Het bouwkundig opnamerapport had volgens het dagelijks bestuur onafhankelijk van de status van het funderingsherstel kunnen worden opgemaakt.
2.3. [appellante] betoogt dat het bouwkundig opnamerapport met vertraging aan het dagelijks bestuur is verstrekt, omdat als gevolg van heiwerkzaamheden elders schade aan de fundering van het pand was ontstaan en het door die schade niet eenvoudig was dit rapport op te stellen.
2.3.1. Het betoog slaagt niet. De Afdeling acht evenals de rechtbank aannemelijk dat onafhankelijk van de stand van zaken van de funderingswerkzaamheden en binnen de door het dagelijks bestuur gestelde termijn van 28 dagen een bouwkundig opnamerapport had kunnen worden opgesteld. De rechtbank heeft bij dit oordeel terecht in aanmerking genomen dat de gemachtigde van het dagelijks bestuur ter zitting bij de rechtbank, onder verwijzing naar de zogeheten 'Checklist kwaliteitseisen splitsen', heeft verklaard dat een bouwkundig opnamerapport gegevens bevat over vereisten uit het Bouwbesluit 2003, zoals isolatie, vluchtroutes en afvoer van water en rook. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat onduidelijk is waarom dergelijke gegevens vanwege nog uit te voeren funderingswerkzaamheden niet in een opnamerapport zouden kunnen worden verwerkt, zoals [appellante] heeft gesteld, en dat [appellante] die stelling ook niet nader heeft gemotiveerd, bijvoorbeeld door het overleggen van een verklaring van een ter zake kundig persoon.
2.3.2. De stelling van [appellante] dat de vertraging bij het indienen van het bouwkundig opnamerapport mede verband houdt met de omstandigheid dat haar ten onrechte geen vergunning voor het samenvoegen van de woonruimten in het pand is verleend, heeft zij voor het eerst in hoger beroep naar voren gebracht. Ook haar betoog dat het dagelijks bestuur haar op 29 februari 2008 ten onrechte een dwangsom heeft opgelegd, is niet in beroep bij de rechtbank naar voren gebracht. Aangezien het hoger beroep is gericht tegen de aangevallen uitspraak en er geen reden is waarom deze gronden niet reeds bij de rechtbank hadden kunnen worden aangevoerd, dienen deze gronden buiten beschouwing te blijven.
2.3.3. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat nu [appellante] het gevraagde bouwkundig opnamerapport niet heeft ingediend, ook niet nadat het dagelijks bestuur haar daartoe een niet onredelijk te achten hersteltermijn heeft geboden, het dagelijks bestuur haar aanvraag in redelijkheid buiten behandeling heeft kunnen stellen. Dat, zoals [appellante] betoogt, zij inmiddels een bouwkundig opnamerapport aan het dagelijks bestuur heeft verstrekt, doet aan de juistheid van dit oordeel niet af.
2.4. Deze procedure heeft uitsluitend betrekking op het besluit van het dagelijks bestuur om de splitsingsaanvraag van [appellante] buiten behandeling te stellen. De leges die zij voor het in behandeling nemen van de aanvraag heeft betaald, zijn in dit geding niet aan de orde. Hetgeen [appellante] omtrent de leges naar voren heeft gebracht, wordt daarom buiten beschouwing gelaten.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Altena w.g. Klein
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2010.