200905059/1/M2.
Datum uitspraak: 12 mei 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren,
verweerder.
Bij besluit van 27 januari 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijdemeren een verzoek van [appellant] om toepassing van bestuurlijke handhavingmiddelen met betrekking tot een inrichting voor het trainen en huisvesten van sportpaarden ([vergunninghouder]) aan de [locatie] te [plaats] afgewezen.
Bij besluit van 3 juni 2009, verzonden op 5 juni 2009, heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 juli 2009, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 april 2010, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. R.A.M. Verkoijen, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.A.L. van den Puttelaar, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Op 1 juli 2009 is de wet van 25 juni 2009 tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht) in werking getreden. Ingevolge artikel IV, eerste lid, van deze wet blijft, indien een bestuurlijke sanctie wordt opgelegd wegens een overtreding die plaatsvond voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, het recht zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing. Dit betekent dat het nieuwe recht niet van toepassing is op het huidige geding.
2.2. Bij besluit van 4 december 2007 heeft het college aan [vergunninghouder] een revisievergunning verleend als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer voor het trainen en huisvesten van sportpaarden. Daarbij is onder meer vergunning verleend voor het laden en lossen van paarden op het terrein van de inrichting in de periode van 7:00 tot 19:00 uur alsmede voor vervoersbewegingen over de inrit van de inrichting van 15 personenauto's in de periode van 19:00 tot 23:00 uur en van 5 personenauto's in de periode van 23:00 tot 7:00 uur. Bij besluit van 27 januari 2009 heeft het college het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen het laden en lossen van paarden tussen 19:00 en 7:00 uur op het terrein van de inrichting afgewezen. Bij het bestreden besluit heeft het college het besluit van 27 januari 2009 in stand gelaten en het bezwaar ongegrond verklaard, omdat er door [vergunninghouder] op 4 maart 2009 een melding als bedoeld in artikel 8.19, eerste lid, van de wet milieubeheer is ingediend en er volgens het college concreet uitzicht op legalisatie is.
2.3. [appellant] stelt dat het college het verzoek tot handhaving ten onrechte heeft afgewezen. Hij voert daartoe aan dat het laden en lossen van paarden op grond van de geldende vergunning uitsluitend tussen 7:00 en 19:00 uur is toegestaan in verband met de geluidhinder die deze activiteit veroorzaakt.
Verder stelt [appellant] dat het college ten onrechte stelt dat er concreet uitzicht is op legalisatie. Hij wijst in dit kader op het geluidrapport van M+P Raadgevende ingenieurs van 20 augustus 2007, dat deel uitmaakt van de bij besluit van 4 december 2007 verleende revisievergunning. Uitgaande van dit rapport moet volgens hem worden betwijfeld of de in de vergunning gestelde geluidgrenswaarden kunnen worden nageleefd wanneer er laad- en losactiviteiten in de avond- en nachtperiode plaatsvinden.
2.3.1. Vast staat dat laad- en losactiviteiten en vervoersbewegingen van personenauto's met trailers hebben plaatsgevonden tussen 19:00 en 7:00 uur op het terrein van de inrichting. Blijkens de verleende revisievergunning is het laden en lossen uitsluitend toegestaan tussen 7:00 en 19:00 uur en zijn tussen 19:00 en 23:00 uur en tussen 23:00 en 7:00 uur uitsluitend vervoersbewegingen van respectievelijk 15 personenauto's en 5 personenauto's toegestaan. Gelet hierop werd gehandeld in strijd met artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet milieubeheer, zodat het college ter zake bevoegd was tot handhavend optreden.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.3.2. Het indienen van een vergunbare aanvraag die strekt tot legalisatie van de thans bestaande, niet vergunde, situatie kan er onder omstandigheden toe leiden dat van handhavend optreden wordt afgezien.
Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit was door [vergunninghouder] een melding, als bedoeld in artikel 8.19, eerste lid, van de Wet milieubeheer ingediend. Deze melding ziet, evenals het verzoek tot handhaving, op een uitbreiding van de tijden voor het laden en lossen van paarden en op de vervoersbewegingen over de inrit van de inrichting van personenauto's in combinatie met trailers met paarden tussen 19:00 en 7:00 uur. In het door M+P Raadgevende ingenieurs opgestelde geluidrapport van 7 mei 2009, dat deel uitmaakt van de melding, is geen rekening gehouden met het geluid van personenauto’s met trailers, noch is rekening gehouden met het geluid van hinnikende en schoppende paarden in trailers die over de oprit langs de woning van [appellant] rijden. Nu niet valt uit te sluiten dat een personenauto met trailer meer geluid maakt dan een personenauto zonder trailer en evenmin valt uit te sluiten dat paarden bij het transport in een trailer geluid maken, is onzeker of de in de vergunning gestelde geluidgrenswaarden kunnen worden nageleefd. Gelet op het voorgaande heeft het college zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat ten tijde van het nemen van het bestreden besluit concreet zicht bestond op legalisatie.
2.4. Het beroep is gegrond. Het besluit van 3 juni 2009 komt voor vernietiging in aanmerking. Het college dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.
2.5. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. De door [appellant] gemaakte reiskosten en de kosten van het door hem ingediende deskundigenrapport zijn niet bij de proceskosten inbegrepen. Daarbij overweegt de Afdeling dat de ten behoeve van de zitting gemaakte reiskosten en de kosten van het door hem ingediende deskundigenrapport reeds zijn betrokken in de bij uitspraak van heden in zaak no.
200908265/1/M2ten gunste van [appellant] uitgesproken proceskostenveroordeling.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren van 3 juni 2009, kenmerk B/03122/090603/MH;
I. draagt het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren op om binnen zes weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, voorzitter, en mr. W.D.M. van Diepenbeek en mr. Th.C. van Sloten, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Fransen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2010