ECLI:NL:RVS:2010:BM4163

Raad van State

Datum uitspraak
12 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200906249/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning en vrijstelling voor gevelvernieuwing van een warenhuis in Westland

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, die op 8 juli 2009 het beroep ongegrond verklaarde tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Westland om vrijstelling en een bouwvergunning te verlenen voor het gedeeltelijk vernieuwen van de gevelbekleding van een warenhuis. Het college had op 1 februari 2005 besloten om geen vergunning te verlenen voor het aanbrengen van sandwichpanelen op de gevel van het warenhuis, gelegen op een perceel in Westland. De rechtbank oordeelde dat de weigering terecht was, maar [appellant] was het daar niet mee eens en ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting op 19 maart 2010 werd de zaak behandeld. [appellant] stelde dat de rechtbank niet had onderkend dat het plaatsen van de sandwichpanelen geen bouwvergunning vereiste, omdat het ging om een verandering van niet-ingrijpende aard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank de term 'niet-ingrijpende aard' niet alleen in bouwkundige zin, maar ook in stedenbouwkundige zin moest opvatten. De Afdeling concludeerde dat de voorgestelde veranderingen aan de gevel van het warenhuis wel degelijk substantiële wijzigingen met zich meebrachten, waardoor de rechtbank terecht had geoordeeld dat een bouwvergunning vereist was.

De Afdeling oordeelde verder dat het college van burgemeester en wethouders van Westland ten onrechte had gesteld dat het warenhuis niet meer als kas kon worden aangemerkt, omdat meer dan de helft van de gevels niet langer lichtdoorlatend was. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van [appellant] gegrond. Het college werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan [appellant].

Uitspraak

200906249/1/H1.
Datum uitspraak: 12 mei 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 8 juli 2009 in zaak nr. 08/1091 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Westland.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 februari 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Westland geweigerd aan [appellant] vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor het gedeeltelijk vernieuwen van de gevelbekleding van een warenhuis op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 11 december 2007 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 juli 2009, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank 's-Gravenhage het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 augustus 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 16 september 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 maart 2010, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.R. Plug, advocaat te Delft, en het college, vertegenwoordigd door F.M. de Schipper, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het reeds gerealiseerde bouwplan voorziet in het vervangen van een deel van de oorspronkelijke, glazen gevelbekleding door zogeheten sandwichpanelen. De hoogte van de panelen bedraagt 4 m.
2.2. Ingevolge artikel 43, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet, is geen bouwvergunning vereist voor het bouwen dat bij algemene maatregel van bestuur is aangemerkt als van beperkte betekenis, waarbij tevens voorschriften kunnen worden gegeven omtrent het gebruik van het bouwwerk of de standplaats.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder k, van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (hierna: Bblb), wordt, voor zover hier van belang, als bouwen van beperkte betekenis als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel c, van de Woningwet, aangemerkt het aanbrengen van een verandering van niet-ingrijpende aard aan een bestaand bouwwerk, mits voldaan wordt aan drie nader genoemde kenmerken.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat voor het plaatsen van de sandwichpanelen geen bouwvergunning is vereist, omdat het bouwplan een verandering van niet-ingrijpende aard aan een bestaand bouwwerk is, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder k van het Bblb. Volgens [appellant] maken de geplaatste sandwichpanelen geen substantiële en ingrijpende inbreuk op de omgeving.
2.3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 11 juli 2007 in zaak nr.
200607776/1) moet voor de toepasselijkheid van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder k, van het Bblb de term "van niet-ingrijpende aard" niet alleen in bouwkundige zin, maar ook in stedenbouwkundige zin worden opgevat. Bij dit laatste aspect spelen zowel het planologische als het feitelijke effect dat de ter beoordeling staande verandering op de omgeving heeft, een rol. Het bouwplan houdt in dat de oost- en zuidgevel van het warenhuis volledig met sandwichpanelen worden bekleed en de noordgevel voor ongeveer de helft. De gevelbekleding van lichtdoorlatend materiaal wordt daarbij vervangen door panelen van niet-lichtdoorlatend, blauw, materiaal. Het warenhuis ondergaat, gelet op de aard en omvang van de sandwichpanelen, aanmerkelijke wijzigingen. Onder deze omstandigheden kan niet staande worden gehouden dat het bouwplan voorziet in een verandering van niet ingrijpende aard als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder k, van het Bblb. De rechtbank is tot dezelfde conclusie gekomen. Het betoog faalt.
2.4. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied" van de voormalige gemeente 's-Gravenzande, rust op het perceel de bestemming "Agrarische doeleinden" met als nadere aanduiding 'Ak (Agrarisch bedrijf, inclusief kassen)'.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, zijn gronden die op de plankaart als zodanig zijn aangewezen, bestemd voor de uitoefening van agrarische bedrijven zoals bedoeld in artikel 1, zeventiende lid.
Ingevolge artikel 1, zeventiende lid, wordt onder een agrarisch bedrijf verstaan een bedrijf gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van vee, nader te onderscheiden in:
a. land- en tuinbouw op open grond: de teelt van gewassen, waaronder begrepen bosbouw, fruitteelt en tuinbouw, alsmede het houden van melkvee ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
b. glastuinbouw: de duurzame en intensieve teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen.
Ingevolge artikel 1, achtste lid, wordt onder kassen verstaan bouwwerken, geheel of grotendeels van glas of ander lichtdoorlatend materiaal, met een bouwhoogte van 1 m of meer ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering.
2.5. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat hij een agrarisch glastuinbouwbedrijf exploiteert als bedoeld in artikel 1, zeventiende lid, van de planvoorschriften. De rechtbank heeft volgens hem ten onrechte overwogen dat het warenhuis niet meer als een kas kan worden aangemerkt, omdat meer dan de helft van de glazen gevels niet langer lichtdoorlatend is. Wanneer het glazen dak wordt meegerekend, is slechts een klein deel van het warenhuis niet-lichtdoorlatend en wordt nog steeds voldaan aan het bepaalde in artikel 1, achtste lid, van de planvoorschriften, aldus [appellant].
2.6. Het college heeft ter zitting toegelicht dat het warenhuis met de gevraagde sandwichpanelen niet is aan te merken als kas, omdat een kas nagenoeg geheel uit glas dient te bestaan. Met de gevraagde panelen krijgt het warenhuis de uitstraling van een bedrijfsruimte en dat is volgens het college ongewenst. Deze uitleg komt niet overeen met de definitie van 'kas' in artikel 1, achtste lid, van de planvoorschriften. Uit deze definitie volgt dat het bouwwerk geheel of grotendeels uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal dient te bestaan. De totale glasoppervlakte van het warenhuis bedraagt ongeveer 4.000 m2, waarvan ongeveer 630 m2 wordt bedekt met sandwichpanelen. Het warenhuis zal derhalve nog steeds grotendeels uit glas bestaan en dient te worden aangemerkt als kas als bedoeld in artikel 1, achtste lid, van de planvoorschriften. Ter zitting heeft het college tevens toegelicht dat het beoogde gebruik van het warenhuis niet in strijd is met het bestemmingsplan. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Het betoog slaagt.
2.7. Het hoger beroep is gegrond. Hetgeen [appellant] voor het overige heeft aangevoerd behoeft geen bespreking meer. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 11 december 2007 alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt eveneens voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.8. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 8 juli 2009 in zaak nr. 08/1091;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Westland van 11 december 2007, kenmerk 05-7769;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Westland tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.295,75 (zegge: twaalfhonderdvijfennegentig euro en vijfenzeventig cent), waarvan € 1.288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro) toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Westland aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 368,00 (zegge: driehonderdachtenzestig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. C.J.M. Schuyt, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Offers w.g. Van Driel
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2010
414-619.