ECLI:NL:RVS:2010:BM4148

Raad van State

Datum uitspraak
3 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200910111/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Kernen 1e herziening

Op 28 september 2009 heeft de raad van de gemeente Zederik het bestemmingsplan "Kernen 1e herziening" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft verzoekster, die woont buiten het plangebied, op 24 december 2009 beroep ingesteld bij de Raad van State. In haar beroep verzocht zij tevens om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 19 april 2010 ter zitting behandeld, waar verzoekster en de raad vertegenwoordigd door H.J.M. Marcus aanwezig waren. De voorzitter oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet kan worden toegewezen, omdat verzoekster niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De raad stelde dat verzoekster, die op ongeveer 120 meter afstand van het plangebied woont, geen rechtstreeks belang heeft bij het besluit. De voorzitter concludeerde dat de afstand van 120 meter niet te groot is om te spreken van een rechtstreeks betrokken belang, en dat verzoekster in dit geval als belanghebbende kan worden aangemerkt. Verzoekster betoogde dat het bestemmingsplan haar uitzicht, privacy en rust zou aantasten, en dat het de waarde van haar woning zou verlagen. De voorzitter stelde vast dat het bestemmingsplan geen mogelijkheden biedt voor bebouwing in het buitengebied en dat de rode contouren uit het streekplan in acht zijn genomen. Gezien deze overwegingen werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan op 3 mei 2010.

Uitspraak

200910111/2/R1.
Datum uitspraak: 3 mei 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Zederik,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 september 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Kernen 1e herziening" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 december 2009, beroep ingesteld.
[verzoekster] heeft haar beroep aangevuld bij brief van 4 januari 2010.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 april 2010, waar [verzoekster] en de raad, vertegenwoordigd door H.J.M. Marcus, werkzaam bij Marcus Consultancy B.V., zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen is ter zitting een nader stuk in het geding gebracht.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. De raad heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat [verzoekster] niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), nu zij buiten het plangebied woont en het dichtstbijzijnde perceel waarop het plan ziet is gelegen op een afstand van ongeveer 120 meter van haar woning. Gelet op deze afstand acht de raad het uitgesloten dat een objectief en persoonlijk belang van [verzoekster] rechtstreeks door het besluit wordt geraakt.
2.2.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
De wetgever heeft deze eis gesteld teneinde te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang als belanghebbende zou moeten worden beschouwd en beroep zou kunnen instellen. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
2.2.2. De voorzitter acht de genoemde afstand van 120 meter tussen de woning van [verzoekster] en het plandeel met de bestemming "Agrarische Doeleinden (A)" met de aanduidingen 'fruitteelt (f)' en 'zonder gebouwen, overkappingen en mestsilo's (z)' in dit geval op voorhand niet te groot om te kunnen spreken van een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang. Gelet hierop gaat de voorzitter er voor de behandeling van het verzoek vanuit dat [verzoekster] in zoverre belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid van de Awb.
2.3. [verzoekster] kan zich niet verenigen met het plan voor zover het plangebied gronden omvat die behoren tot het buitengebied. Zij stelt dat met het plan de grens van de bebouwde kom alsmede de rode contour wordt verlegd richting het buitengebied, waardoor bebouwing in het buitengebied mogelijk wordt gemaakt. Verzoekster, zelf woonachtig in het buitengebied, vreest dat daardoor haar uitzicht, privacy en rust zal worden aangetast, alsmede dat haar woning in waarde zal dalen.
2.3.1. Het plangebied bestaat uit de kernen Meerkerk, Ameide, Tienhoven en Sluis, Lexmond, Hei- en Boeicop, Leerbroek en Nieuwland. De raad stelt zich op het standpunt dat de begrenzing van de dorpsgebieden die in het plan worden geregeld niet afwijkt van de begrenzing in het voorheen geldende plan. Dat deze begrenzing in een aantal gevallen niet samen valt met de rode contouren voor de kernen zoals neergelegd in het streekplan Zuid-Holland Oost (hierna: het streekplan), vastgesteld op 12 november 2003, betekent volgens de raad niet dat dit plan buiten de rode contouren verstedelijking mogelijk maakt. De plandelen die binnen het landelijk gebied vallen zijn conserverend bestemd, aldus de raad.
2.3.2. Aan de hand van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de voorzitter vast dat aan de percelen binnen het plangebied die behoren tot het buitengebied in het voorliggende plan de bestemming "Agrarische Doeleinden (A)" met de aanduidingen 'fruitteelt (f)' en 'zonder gebouwen, overkappingen en mestsilo's (z)' is toegekend. Het plan maakt bebouwing van die percelen niet mogelijk. Het plan maakt evenmin binnendijkse bebouwing aan de voet van de Lekdijk mogelijk. Hiertoe overweegt de voorzitter dat het door [verzoekster] overgelegde stuk waaruit zou volgen dat dergelijke bouwmogelijkheden bestaan, geen deel uitmaakt van het thans voorliggende plan. Naar het voorlopige oordeel van de voorzitter bestaat er voorts geen aanleiding voor het oordeel dat de rode contour uit het streekplan, voor zover hier van belang, niet in acht is genomen in het plan. Voor zover [verzoekster] bezwaar heeft tegen de realisering van een speeltuin nabij haar perceel en het dempen van de watergang ter hoogte van het perceel van [belanghebbende], overweegt de voorzitter dat deze ontwikkelingen geen onderdeel uitmaken van het voorliggende plan en derhalve in de onderhavige procedure niet aan de orde kunnen komen.
2.4. Gelet op het vorenstaande bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Gerkema
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2010
472.