ECLI:NL:RVS:2010:BM3084
Raad van State
- Hoger beroep
- B. van Wagtendonk
- H.H.C. Visser
- B. van Dokkum
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen uitspraak rechtbank inzake vreemdelingenbewaring
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, die op 17 maart 2010 het beroep van de vreemdeling tegen zijn vreemdelingenbewaring ongegrond verklaarde. De vreemdeling had op 1 maart 2010 een besluit ontvangen waarin hij in vreemdelingenbewaring werd gesteld. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling zich ter zitting had gerefereerd aan haar oordeel en geen specifieke gronden had aangevoerd tegen de voortzetting van de maatregel. De vreemdeling was het hier niet mee eens en stelde dat hij bij brieven van 9 maart 2010 wel degelijk beroepsgronden had ingediend.
De Raad van State oordeelde dat de rechtbank ten onrechte het woord 'refereert' had geïnterpreteerd als een intrekking van de beroepsgronden. De rechtbank had geen oordeel gegeven over de beroepsgronden die de vreemdeling had ingediend, wat in strijd is met de procedurele vereisten van de Algemene wet bestuursrecht. De grieven van de vreemdeling werden gegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd. De zaak werd terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling, waarbij de rechtbank ook moest beslissen over de proceskosten die de vreemdeling had gemaakt in verband met het hoger beroep.
De uitspraak werd gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij mr. B. van Wagtendonk als lid van de enkelvoudige kamer optrad, en mr. B. van Dokkum als ambtenaar van Staat aanwezig was. De uitspraak vond plaats op 28 april 2010.