ECLI:NL:RVS:2010:BM3081
Raad van State
- Hoger beroep
- M.G.J. Parkins de Vin
- R. van der Spoel
- A.B.M. Hent
- J. van de Kolk
- Rechtspraak.nl
Vreemdelingenbewaring en rechtmatigheid van staandehouding in vreemdelingenzaken
In deze zaak gaat het om de rechtmatigheid van de vreemdelingenbewaring van een vreemdeling die op 9 februari 2010 is aangehouden. De aanhouding vond plaats in een winkelcentrum, waar de vreemdeling een blikje bier nuttigde. De verbalisant, in burger gekleed, vroeg de vreemdeling naar zijn legitimatie, maar deze kon geen identiteitsbewijs tonen. De vreemdeling werd vervolgens aangehouden op grond van de Wet op de Identificatieplicht en later in vreemdelingenbewaring gesteld. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond, maar de vreemdeling ging in hoger beroep.
De Raad van State oordeelt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de aanhouding van de vreemdeling niet rechtmatig was. De enkele omstandigheid dat de vreemdeling in een winkelcentrum op een bankje zat met een blikje bier, biedt geen redelijk vermoeden van illegaal verblijf, zoals vereist door artikel 50, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Hierdoor is de staandehouding onrechtmatig en daarmee ook de daaropvolgende inbewaringstelling.
De Raad van State vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de vreemdeling gegrond. De maatregel van bewaring wordt opgeheven en de minister van Justitie wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. De schadevergoeding wordt vastgesteld op nihil, omdat de vreemdeling geen medewerking heeft verleend aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit, ondanks zijn langdurig verblijf in Nederland.