201001254/2/R1.
Datum uitspraak: 20 april 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de stichting Stichting Belangen Rotondeflat, gevestigd te Gouda,
verzoekster,
de raad van de gemeente Gouda,
verweerder.
Bij besluit van 9 december 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Spoorzone midden en oost" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de stichting bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 februari 2010, beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft de stichting de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 april 2010, waar de stichting, vertegenwoordigd door P.P.H.M. Jaspers, en de raad, vertegenwoordigd door drs. M.E.T. Leenders, R. Oosterhuis, drs. H.E. Bottinga en mr. H.J.C.M. Kosman, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Verder is NS Poort Ontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door mr. M.H. Nooij en A. van Loon, als partij gehoord.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de aanleg van een stedelijk knooppunt bij het station met diverse centrumfuncties waaronder de bouw van een nieuw stadskantoor, een nieuwe stationshal met commerciële voorzieningen en kantoren, en de aanleg van de RijnGouwelijn (een lightrailverbinding tussen Gouda, Alphen aan den Rijn en Leiden).
2.3. De stichting betoogt dat de gevolgen van dit plan voor de directe woonomgeving en de bereikbaarheid van de stad onvoldoende zijn onderzocht. Een verkeersonderzoek van het Advies- en ingenieursbureau DHV is ten onrechte niet bij de planvaststelling betrokken. Bovendien is dat onderzoek ten onrechte beperkt tot de Burgemeester Jamessingel en het Albert Plesmanplein en berust het ook op onjuiste aannames wat betreft de groei van het autoverkeer. Zij bestrijdt de gevolgtrekking in dat onderzoeksrapport om de rotonde op het Albert Plesmanplein te vervangen door een kruispunt. Ook de gevolgen van het plan voor de luchtkwaliteit en voor de geluidsbelasting op de omliggende woningen zijn naar haar stelling ten onrechte niet dan wel onvoldoende onderzocht. Het plandeel dat op circa 15 meter van het spoor bebouwing toestaat acht zij in strijd met de wettelijke regels voor externe veiligheid. Het plan biedt naar haar stelling ook onvoldoende parkeervoorzieningen.
2.4. Ter zitting is gebleken dat na inwerkingtreding van het plan onmiddellijk met de uitvoering van het plan zal worden begonnen en dat dan onomkeerbare werkzaamheden zullen worden verricht. Derhalve is sprake van een spoedeisend belang.
2.5. Voor zover de stichting met haar verzoek beoogt te voorkomen dat het Albert Plesmanplein zal worden ingericht als kruispunt, wordt overwogen dat het plan zowel het intact laten van het plein als verkeersplein als het inrichten van dat plein als kruispunt toelaat en dat de feitelijke inrichting van het plein nog voorwerp is van nadere besluitvorming door de raad. Voorts heeft de raad ter zitting onweersproken gesteld dat ook het geldende plan inrichting van het Albert Plesmanplein als kruispunt toelaat. Op dit punt bestaat derhalve geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.6. Wat betreft de beschikbaarheid ten tijde van de vaststelling van het plan van het onderzoeksrapport van het Advies- en ingenieursbureau DHV omtrent de verkeersstromen over de Burgemeester Jamessingel en het Albert Plesmanplein heeft de raad ter zitting toegelicht dat de raadsleden in de raadsvergadering waarin het plan is vastgesteld over dat rapport beschikten of konden beschikken. Bovendien was dat rapport gevraagd ter bevestiging van de conclusie van het aan het plan ten grondslag liggende onderzoek dat het verkeer binnen het plangebied op een goede manier kan worden afgewikkeld. Gelet hierop is naar het oordeel van de voorzitter in zoverre geen sprake van een onzorgvuldige besluitvorming zoals de stichting betoogt.
Voorts heeft de raad ter zitting onweersproken gesteld dat bij de opstelling van het plan niet is uitgegaan van de verkeersgegevens van het Mobiliteitsplan 2005-2011, zoals de stichting betoogt, maar van de - bijgestelde - verkeersgegevens uit het Mobiliteitsplan 2007-2020.
2.7. Voorts is vast komen te staan dat het plan een uitwerking is van de ontwikkelingsrichting die de raad heeft vastgelegd in het Masterplan C1 en in de Nota "planaanpassingen Spoorzone 2009". De in het plan voorziene ontwikkelingen zijn getoetst aan de geldende wet- en regelgeving. De milieudienst Midden-Holland heeft voor de relevante milieuaspecten onderzoek verricht, het Adviesbureau Oranjewoud heeft het plan getoetst op externe veiligheid. De stichting heeft haar betoog dat aan het plan onvoldoende onderzoek ten grondslag ligt en dat de uitgevoerde onderzoeken ondeugdelijk zijn in algemene bewoordingen gesteld.
Wat betreft de wettelijke regels ten aanzien van externe veiligheid stelt de voorzitter vast dat het rapport van het Adviesbureau Oranjewoud concludeert dat de bebouwingsvlakken buiten de plaatsgebonden risicocontour liggen. Verder heeft de raad in de plantoelichting omtrent de overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico verantwoording afgelegd overeenkomstig de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico. Ter uitvoering van die verantwoording zijn vervolgens na overleg met de regionale en de lokale brandweer, de milieudienst Midden-Holland, de provincie Zuid-Holland, de VROM-inspectie en de ontwikkelaar NS Poort maatregelen getroffen en vastgelegd in een stuk getiteld "Verantwoording groeprisico bestemmingsplan Spoorzone Midden en Oost". In die verantwoording is geoordeeld dat het restrisico aanvaardbaar is. De maatregelen zijn verder geborgd in het plan en in een borgingsovereenkomst met de ontwikkelaar. Voorts is ter zitting bevestigd dat de VROM-inspectie en de provincie deze maatregelen voldoende vinden. Hetgeen de stichting heeft aangevoerd heeft de voorzitter er niet van overtuigd dat het plan in strijd is met de wettelijke regels omtrent externe veiligheid.
Het onderzoeksrapport van de milieudienst Midden-Holland komt tot de conclusie dat het plan voldoet aan de wettelijke normen wat betreft de aspecten geluid en luchtkwaliteit. De geluidbelasting als gevolg van de verlegging van de Burgemeester Jamessingel is volgens dit rapport vanuit een oogpunt van wegverkeerslawaai aanvaardbaar, indien gebruik wordt gemaakt van Dundek 1 of 2 asfalt. De stichting heeft haar stelling dat dit asfalt niet zo stil is als wordt voorgesteld niet nader gemotiveerd.
Wat betreft de parkeernormen heeft de raad ter zitting onweersproken gesteld dat die overeenkomen met die uit de - recent gewijzigde - gemeentelijke Bouwverordening. Voorts heeft de raad toegelicht dat de aan het plangebied toegekende bestemmingen "Gemengd 1", "Gemengd 2", "Maatschappelijk", Verkeer", "Verkeer-Railverkeer" en "Verkeer-Verblijfsgebied" mede zijn bestemd voor parkeervoorzieningen, zodat het standpunt van de raad dat in het plan voldoende mogelijkheden voor het aanleggen van parkeervoorzieningen zijn opgenomen, de voorzitter niet onaannemelijk voorkomt. De stichting heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt.
2.8. Onder deze omstandigheden ziet de voorzitter geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de Afdeling in de bodemprocedure het plan op de door de stichting aangevochten punten niet in stand zal laten. Derhalve is er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van E.J. Nolles, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Nolles
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 april 2010