200909811/1/R1 en 200909811/2/R1.
Datum uitspraak: 21 april 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
de raad van de gemeente Texel,
verweerder.
Bij besluit van 27 oktober 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Herenstraat 30 Den Hoorn Beschermd Dorpsgezicht" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 december 2009, en aangevuld bij brief gedateerd 14 januari 2010, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 januari 2010, heeft [appellant] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 april 2010, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. P.I.M. Houniet, werkzaam bij DAS, en de raad vertegenwoordigd door mr. E.H.D. Lindenbergh, werkzaam bij de gemeente Texel, is verschenen.
Partijen hebben toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Het plan voorziet in de mogelijkheid het sinds de jaren '50 van de vorige eeuw in een pand aan de Herenstraat gevestigde dorphuis (te renoveren en) uit te breiden met een grote zaal en een centrale ruimte met daaraan gekoppeld een keuken, uitgiftebalie en een toiletgroep. Een bestaande vrijstaande schuur zal daartoe worden gesloopt.
2.3. [appellant], die de woning op het naburige perceel bewoont, betoogt dat zijn woongenot door die bouwmogelijkheid wordt verstoord. Het gebruik van het dorpshuis zal niet alleen intensiever worden, maar ook anders doordat er grote feesten en partijen - ook door derden - zullen worden gehouden. Hij vreest geluids- en parkeeroverlast. Een onderzoek naar de geluidsbelasting is naar zijn stelling ten onrechte achterwege gebleven, zodat niet vaststaat dat aan de geluidsgrenswaarden kan worden voldaan. De geplande zes parkeerplaatsen zullen naar zijn stelling onvoldoende zijn. Ook zullen zijn uitzicht over de landerijen en de bezonning van zijn tuin volledig teniet worden gedaan. Hij acht de toegestane bebouwing niet passend in de omgeving binnen het beschermde dorpsgezicht. Hij betwist verder de behoefte aan uitbreiding. De bevolking vergrijst, het fanfarekorps heeft geen behoefte aan een grotere zaal en de peuterspeelzaal loopt leeg in verband met drie andere locaties.
[appellant] stelt een spoedeisend belang te hebben, omdat inmiddels een bouwvergunning (1e fase) is verleend.
2.4. De raad stelt dat de uitbreiding van het dorpshuis, waarin slechts één zaal beschikbaar is waar alle activiteiten moeten plaatsvinden, een maatschappelijk belang dient. Door de uitbreiding zal naar de mening van de raad de geluidsoverlast niet vermeerderen. Het geluidsniveau zal binnen de toegestane grenzen blijven. In de nieuwe situatie waarin 378 m2 verblijfsruimte voor maatschappelijke en culturele doeleinden kan worden gerealiseerd, zijn op grond van de gemeentelijke parkeernormen afgerond 8 parkeerplaatsen vereist, waarvan er 6 op het achtererf van het perceel zullen worden gerealiseerd. Voor de resterende 2 parkeerplaatsen is op eigen terrein van het dorpshuis geen ruimte meer. Nu de functies van en de activiteiten in het dorpshuis een lokaal karakter hebben en zich richten op de bewoners van Den Hoorn, die allen op loop- en fietsafstand van het dorpshuis wonen, verwacht de raad dat met 6 parkeerplaatsen kan worden volstaan. Voor het niet realiseren van twee parkeerplaatsen kan, aldus de raad, ontheffing op grond van artikel 2.5.30, vierde lid, van de gemeentelijke Bouwverordening worden verleend.
Aan de perceelszijde van [appellant] zal met het oog op zijn privacy een blinde muur worden geplaatst waardoor bezoekers van het dorpshuis minder gemakkelijk in zijn tuin kunnen kijken. Wel zal daardoor het uitzicht van [appellant] worden beperkt en mogelijk de waarde van het huis en van de vakantiewoning op dat perceel verminderen.
De raad heeft echter een doorslaggevend belang gehecht aan het maatschappelijk belang bij een uitbreiding van het dorpshuis.
2.5. Uit de bouwregels (artikel 3.2) bij de bestemming "Maatschappelijk" (artikel 3.1) in samenhang met de verbeelding volgt dat op de als zodanig bestemde gronden binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak een hoofdgebouw met bedrijfswoning mag worden gebouwd met een goothoogte van 5 m en een bouwhoogte van 10 m en bijgebouwen met een goothoogte van 3 m en een bouwhoogte van 6 meter. Deze gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. In de zienswijze beantwoording staat dat thans een gebouw van 129 m2 aanwezig is en dat het plan een uitbreiding met 249 m2 mogelijk maakt. De bouwhoogte is ten opzichte van het voorheen geldende plan niet gewijzigd.
2.6. Tussen partijen is niet in geschil dat de voorziene uitbreiding past in het gemeentelijke beleid zoals vastgelegd in de gemeentelijke structuurvisie van maart 2009 en in de woonvisie van april 2008. Dat beleid is er volgens mededeling van de raad ter zitting onder meer op gericht ouderen zo lang mogelijk in hun eigen woning te laten wonen door in de dorpen voorzieningen voor zorg en welzijn op maat aan te bieden in een dorpsservicepunt zoals dat in Den Hoorn in het dorpshuis is ondergebracht. Daarnaast is het beleid gericht op een hoge vitaliteit en leefbaarheid van de Texelse dorpen door behoud en uitbreiding van de voorzieningen in die dorpen. In dit verband heeft de raad ter zitting toegelicht dat de vergroting de mogelijkheid biedt in het dorpshuis meer kleinere ruimtes te creëren waardoor verschillende groepen tegelijkertijd gebruik kunnen maken van het gebouw voor bijvoorbeeld een ouderensoos, een biljartclub en een bibliotheek.
Gelet hierop faalt het betoog dat de uibreidingsmogelijkheid niet voorziet in een maatschappelijke behoefte.
2.7. Ook faalt het betoog dat de uitbreidingsmogelijkheid in strijd is met de aanwijzing van het gebied als beschermd dorpsgezicht. Die aanwijzing is erop gericht de aanwezige bouwkundige en cultuurhistorische waarden zoveel mogelijk te behouden. In de plantoelichting staat dat het vooraanzicht van het dorpshuis, hoewel dit niet is aangemerkt als karakteristiek bouwwerk, niet zal worden aangetast en dat ook het silhouet vanaf het Lage Wegje behouden zal blijven, omdat de uitbreiding zal worden vorm gegeven als een oude Texelse wierschuur. In dit verband is van belang dat het perceel in het plan tevens is bestemd voor het behoud en herstel van de aan de gronden en gebouwen eigen cultuurhistorische, karakteristieke en landschappelijke waarden en dat met het oog hierop de initiatiefnemers een beeldkwaliteitsplan hebben opgesteld waaraan de uitbreiding zal moeten voldoen. [appellant] heeft dit niet bestreden.
2.8. Voorts heeft de raad betwist dat het gebruik van het dorpshuis intensiever en anders zal worden doordat er grote feesten en partijen - ook door derden - zullen worden gegeven. De raad heeft ter zitting onweersproken gesteld dat - naast de in 2.6. genoemde activiteiten - enkel de bestaande evenementen zoals de intocht van Sinterklaas, toneeluitvoeringen en een play-back show daar gehouden zullen worden. Het dorpshuis mag niet worden gebruik voor feesten en partijen door derden. Afspraken tussen de gemeente, de plaatselijke horeca en de dorpshuizen borgen dit. De horeca-activiteiten zullen naar de onweersproken verklaring van de raad ter zitting, gezien de maatschappelijke bestemming, beperkt blijven tot de uitgifte door vrijwilligers van koffie, thee en drankjes tijdens de openstelling.
Gelet hierop acht de voorzitter het standpunt van de raad dat de geluidsoverlast door de uitbreiding niet zal toenemen en het geluidsniveau binnen de voorgeschreven grenzen zal blijven, aannemelijk. Bovendien heeft de raad ter zitting verklaard dat de nieuwe zaal van het dorpshuis zal moeten voldoen aan de eisen die ingevolge artikel 3.18 van het Bouwbesluit gelden voor de bouw van een gebouw met een bijeenkomstfunctie met geluidbelastende activiteiten.
2.9. [appellant] stelt terecht dat de parkeergelegenheid die op grond van de gemeentelijke parkeernormen nodig is bij een omvang van het dorpshuis die het plan mogelijk maakt, niet volledig op eigen terrein zal kunnen worden aangelegd. De raad heeft dit ook erkend. In de huidige situatie is echter geen enkele parkeerplaats op eigen terrein aanwezig en dit leidt - naar ter zitting niet is weersproken - niet tot parkeerproblemen. Het standpunt van de raad dat gelet op de toename van het aantal parkeerplaatsen ten opzichte van de bestaande situatie, het lokale gebruik van het dorpshuis en de bekendheid van de gebruikers van het dorpshuis met de situatie ook in de toekomst niet tot parkeerproblemen zal leiden, is niet onaannemelijk. Daarbij is in aanmerking genomen dat niet is betwist dat de dorpsbewoners in de huidige situatie veelal lopend of op de fiets komen en dat mensen die slecht ter been zijn, vóór het dorpshuis met een auto worden afgezet waarna in de nabije omgeving wordt geparkeerd. Ook dit betoog faalt derhalve.
2.10. De voorziene uitbreiding zal wel het uitzicht vanuit de woning die [appellant] op het naburige perceel bewoont doen verminderen. Thans heeft hij via het perceel waarop het dorpshuis staat, uitzicht over het achterliggende agrarische land. Dat uitzicht wordt door de voorziene uitbreiding voor een groot deel teniet gedaan. Er bestaat evenwel geen recht op vrij uitzicht over een naburig perceel. Onder deze omstandigheden behoefde de raad geen doorslaggevend belang te hechten aan het belang van [appellant] bij het behoud van zijn uitzicht.
Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van zijn woning en de op het perceel aanwezige zomerwoning betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.
2.11. Voor zover [appellant] heeft betoogd dat de bezonning van zijn tuin onaanvaardbaar zal verminderen door de voorziene uitbreiding wordt overwogen dat de bouwhoogte die het plan toestaat niet uitzonderlijk is en gelijk is aan de voorheen geldende bouwhoogte. Voorts heeft de raad ter zitting gesteld dat in een uitgevoerd onderzoek naar de bezonning van het perceel als gevolg van de voorziene uitbreiding staat dat de bezonning in de winterperiode met ten hoogste een uur zal verminderen. [appellant] die blijkens zijn verklaring ter zitting over een afschrift van de uitkomsten van dit onderzoek beschikt, heeft deze uitkomst niet bestreden. Gelet hierop heeft de raad die vermindering aan bezonning niet onaanvaardbaar behoeven te achten.
2.12. De conclusie is dat hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.13. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van E.J. Nolles, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Nolles
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 april 2010