ECLI:NL:RVS:2010:BM1808

Raad van State

Datum uitspraak
21 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200906763/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • M.R. Poot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag toevoeging rechtsbijstand door de Raad voor Rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 21 juli 2009 het beroep van [appellante] tegen de afwijzing van haar aanvraag om een toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand ongegrond verklaarde. De aanvraag om een toevoeging werd afgewezen op 4 september 2007, omdat de Raad van mening was dat de behartiging van het belang redelijkerwijs aan [appellante] zelf kon worden overgelaten. Dit besluit werd bevestigd door een later besluit van 22 februari 2008, waarin het bezwaar van [appellante] ongegrond werd verklaard.

De rechtbank oordeelde dat het indienen van een klacht tegen het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) niet zodanig feitelijk of juridisch ingewikkeld was dat [appellante] hiervoor recht op rechtsbijstand had. [appellante] betoogde echter dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat haar aanvraag om een toevoeging was gedaan voor het indienen van een klacht tegen het AMK, terwijl het doel was om het AMK te dwingen te stoppen met activiteiten die tegen haar gericht waren.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 14 april 2010 behandeld, waarbij partijen niet verschenen. De Afdeling concludeerde dat de rechtbank terecht had overwogen dat [appellante] niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een rechtsbelang dat niet redelijkerwijs door haarzelf kon worden behartigd. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200906763/1/H2.
Datum uitspraak: 21 april 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 21 juli 2009 in zaak nr. 08/1244 in het geding tussen:
[appellante]
en
de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 september 2007 heeft de raad een aanvraag van [appellante] om een toevoeging afgewezen.
Bij besluit van 22 februari 2008 heeft de raad het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 juli 2009, verzonden op 22 juli 2009, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 september 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 30 september 2009.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 14 april 2010. Partijen zijn niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 12, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb) wordt rechtsbijstand niet verleend indien het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling van wie onderscheidenlijk waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingssfeer van deze wet.
2.2. De rechtbank heeft overwogen dat de raad de aanvraag om een toevoeging terecht heeft afgewezen op de grond dat het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten, omdat het indienen van een klacht tegen het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (hierna: het AMK) over feitelijke gedragingen niet zodanig feitelijk of juridisch ingewikkeld is dat de behartiging daarvan niet aan [appellante] zelf kan worden overgelaten.
2.3. [appellante] betoogt dat de rechtbank er ten onrechte van is uitgegaan dat de aanvraag om een toevoeging is gedaan voor het indienen van een klacht tegen het AMK. De aanvraag is gedaan om het AMK te doen stoppen met tegen [appellante] gerichte activiteiten, zo nodig door het voeren van een procedure. Zo er al geen conflict zou zijn tussen [appellante] en het AMK, was er in ieder geval sprake van een dreigend conflict. De schending van de privacy van [appellante] door het AMK is een juridische kwestie die voldoende complex is om de aanvraag te honoreren.
2.3.1. In de aanvraag om toevoeging is ter zake van het belang vermeld dat cliënte er belang bij heeft dat de wederpartij stopt met tegen haar gerichte activiteiten. Uit de bij de aanvraag gevoegde brief van 17 augustus 2007, die is gericht aan het AMK, blijkt slechts van een verzoek van de advocaat van [appellante] aan het AMK duidelijk te maken op basis waarvan het AMK een onderzoek is gestart, wat de bevindingen van dat onderzoek zijn en welk onderzoek nog verricht gaat worden. Deze brief behelst een verzoek om informatie aan het AMK. Voor het opstellen van een dergelijke brief is geen specifieke juridische deskundigheid vereist. [appellante] heeft verder geen documenten overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat sprake is van een daadwerkelijk geschil met het AMK dan wel dat een procedure tegen het AMK wordt voorbereid teneinde een inbreuk op haar privacy te voorkomen. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat [appellante] niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een rechtsbelang waarvan de behartiging niet redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten.
Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 april 2010
362.