ECLI:NL:RVS:2010:BM1765

Raad van State

Datum uitspraak
15 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200909832/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • B.S. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Binckhorst vastgesteld door de gemeente Den Haag

Op 1 oktober 2009 heeft de raad van de gemeente Den Haag het bestemmingsplan "Binckhorst (Nieuw Binckhorst Zuid)" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verschillende partijen, waaronder verzoeker sub 1, Metterwoon Vastgoed B.V., en andere betrokkenen, beroep ingesteld bij de Raad van State. Op 23 december 2009 hebben zij tevens verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de verzoeken op 24 maart 2010 ter zitting behandeld. De betrokken partijen waren vertegenwoordigd door hun advocaten en andere gemachtigden.

De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het bestemmingsplan beoogt de transformatie van een deel van het bedrijventerrein de Binckhorst naar een gemengd woon-werkgebied. De verzoekers willen de inwerkingtreding van het plan voorkomen, omdat zij vrezen dat het plan bouw- en gebruiksbeperkingen met zich meebrengt voor hun percelen. De voorzitter heeft vastgesteld dat de verbeelding van de plankaart aan de percelen van de verzoekers bestemmingen toekent die voorlopig gebruik mogelijk maken.

De voorzitter heeft verder overwogen dat de verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er gebruiksbeperkingen voortvloeien uit de planregels. Ook is er geen sprake van concrete bouwplannen die in strijd zijn met het bestemmingsplan. De voorzitter heeft geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang is dat rechtvaardigt dat een voorlopige voorziening wordt getroffen. Daarom zijn de verzoeken afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 15 april 2010.

Uitspraak

200909832/2/R1.
Datum uitspraak: 15 april 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Metterwoon Vastgoed B.V., gevestigd te Den Haag,
3. [verzoekster sub 3A] en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Raad Bouwontwikkeling B.V., gevestigd te Noordwijk
(hierna tezamen in enkelvoud: [verzoekster sub 3),
4. [verzoekster sub 4], gevestigd te [plaats],
en
de raad van de gemeente Den Haag,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 oktober 2009 heeft de raad van de gemeente Den Haag het bestemmingsplan "Binckhorst (Nieuw Binckhorst Zuid)" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1], Metterwoon, [verzoekster sub 3] alsmede [verzoekster sub 4] bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2009, beroep ingesteld.
Bij brieven, bij de Raad van State eveneens ingekomen op 23 december 2009 hebben [verzoeker sub 1], Metterwoon, [verzoekster sub 3] en [verzoekster sub 4] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 24 maart 2010, waar [verzoeker sub 1], Metterwoon. [verzoekster sub 3] en [verzoekster sub 4], allen vertegenwoordigd door mr. R.M. Köhne, advocaat te Voorburg, alsmede de raad, vertegenwoordigd door mr. E.C.M. Schippers en mr. D.S.P. Fransen, beiden advocaat te Den Haag, zijn verschenen. Ter zitting zijn [verzoeker sub 1] verder door de heer Roeleveld, Metterwoon door [commercieel medewerker], [verzoekster sub 3] door [adjunct directeur], alsmede de raad door drs. M. Houtman, D. van der Laan, mr. R. Sakkee, J.H. Potter en mr. E.J. van Maarseveen, allen ambtenaren in dienst van de gemeente, vergezeld.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de transformatie van een deel van bedrijventerrein de Binckhorst naar een gemengd woon- werkgebied.
2.3. [verzoeker sub 1], Metterwoon, [verzoekster sub 3] en [verzoekster sub 4] beogen met hun verzoeken de inwerkingtreding van het plan te voorkomen, aangezien dit plan volgens hen bouw- en gebruiksbeperkingen met zich brengt voor de percelen die zij in eigendom of erfpacht hebben.
2.4. De verbeelding van de plankaart kent aan de percelen van [verzoeker sub 1], Metterwoon, [verzoekster sub 3] en [verzoekster sub 4 de bestemmingen "Gemengd - uit te werken bestemming", "Groen - uit te werken bestemming" en/of "Verkeer - uit te werken bestemming" toe. Ter zitting is gebleken dat vóór 2012 nog geen uitwerkingsplannen zullen worden vastgesteld. Op grond van het in de planregels opgenomen gebruiksovergangsrecht kan het gebruik van de percelen van [verzoeker sub 1], Metterwoon, [verzoekster sub 3] en [verzoekster sub 4] voorlopig worden voortgezet.
2.5. Voor zover [verzoeker sub 1], Metterwoon, [verzoekster sub 3] en [verzoekster sub 4] hebben gewezen op de in het plan opgenomen regel waaruit volgt dat het verboden is het met het plan strijdig gebruik, na onderbreking daarvan na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar, te hervatten dan wel te laten hervatten, overweegt de voorzitter het volgende. De opname van voormelde regel van gebruiksovergangsrecht in het plan volgt rechtstreeks uit artikel 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. [verzoeker sub 1], Metterwoon, [verzoekster sub 3] en [verzoekster sub 4] hebben niet aannemelijk gemaakt dat uit de desbetreffende planregel, in afwachting van de behandeling van het geding in de bodemprocedure, gebruiksbeperkingen kunnen voortvloeien. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat van onderbreking van met het plan strijdig gebruik na inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar geen sprake is, reeds omdat ingevolge artikel 8.4, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening de werking van het plan is opgeschort totdat op de verzoeken is beslist.
2.6. Voor zover [verzoeker sub 1], Metterwoon, [verzoekster sub 3] en [verzoekster sub 4] hebben aangevoerd dat in afwachting van de opstelling van de uitwerkingsplannen geen bouwwerken mogen worden gebouwd, stelt de voorzitter vast dat, behoudens de hierna onder rechtsoverweging 2.7 en 2.8 vermelde voornemens, niet is gebleken van concrete bouwplannen. Verder kan het college van burgemeester en wethouders zo nodig op basis van artikel 12.4, onder e, van de planregels ontheffing verlenen van het in deze regels opgenomen voorlopig bouwverbod ten gunste van de verbouw van reeds aanwezige bouwwerken op gronden met de bestemming "Gemengd - uit te werken bestemming".
2.7. Ten aanzien van het blijkens de verzoeken bestaande voornemen van [verzoeker sub 1] om zijn panden aan de [locatie 1] en de [locatie 2] tot asielzoekerscentrum / studentenhuisvesting te verbouwen, stelt de voorzitter op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat niet alleen het thans bestreden plan, maar ook het voorheen geldende plan in de weg staat aan verlening van de daarvoor benodigde bouwvergunning. Een voorlopige voorziening die voor de door [verzoeker sub 1] gewenste bouwmogelijkheid zorgt, is te verstrekkend.
2.8. Wat betreft de in de verzoeken genoemde bouwaanvraag voor de percelen [locatie 3] / [locatie 4] van [verzoekster sub 3] is gebleken dat deze aanvraag is afgewezen en dat het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond is verklaard. De door [verzoekster sub 3] omschreven situatie dat, na vernietiging door de rechtbank, een nieuwe beslissing op bezwaar met in achtneming van het bestreden plan zal moeten worden genomen, is thans niet aan de orde. Het staat [verzoekster sub 3] vrij een nieuw verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen wanneer deze situatie zich wel zou voordoen.
2.9. Gezien het voorgaande is met de verzoeken geen spoedeisend belang gemoeid dat rechtvaardigt dat in afwachting van de behandeling van het geding in de bodemprocedure een voorlopige voorziening wordt getroffen. De voorzitter wijst de verzoeken daarom af.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.S. Jansen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Jansen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 april 2010
399.