ECLI:NL:RVS:2010:BM1761

Raad van State

Datum uitspraak
14 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201000976/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • B.S. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Bellingwolde

Op 12 november 2009 heeft de raad van de gemeente Bellingwedde het bestemmingsplan "Bellingwolde" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verzoekers, waaronder [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2], beroep ingesteld bij de Raad van State. De verzoekers hebben de voorzitter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij vrezen voor aantasting van hun uitzicht en overlast door de geplande supermarkt. De voorzitter heeft de verzoeken op 24 maart 2010 ter zitting behandeld. De voorzitter oordeelt dat de vrees van de verzoekers voor een vermindering van hun uitzicht niet onaanvaardbaar is, aangezien de supermarkt deels wordt afgeschermd door een groenstrook. Daarnaast is er geen aanleiding om te twijfelen aan de door de raad gemaakte inschattingen over verkeersbewegingen en parkeerbehoefte. De voorzitter concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vrees voor onaanvaardbare overlast niet gerechtvaardigd is. Gelet op deze overwegingen wijst de voorzitter de verzoeken om een voorlopige voorziening af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201000976/2/R1.
Datum uitspraak: 14 april 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [verzoeker sub 2] en anderen, allen wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Bellingwedde,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 november 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Bellingwolde" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 januari 2010, alsmede [verzoeker sub 2] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 februari 2010, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 januari 2010, heeft [verzoeker sub 1] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 februari 2010, hebben [verzoeker sub 2] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 24 maart 2010 waar [verzoeker sub 1] bijgestaan door mr. I. Smilda, werkzaam bij de Stichting Univé Rechtshulp, [verzoeker sub 2] en anderen alsmede de raad, vertegenwoordigd door R. Kampyon, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Verder is CoopCodis Groothandel B.V., vertegenwoordigd door S.H. Stienstra, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. De verzoeken richten zich tegen het plandeel met de bestemming "Detailhandel" en de aanduiding "maximale bouwhoogte 9 meter" voor het perceel Hoofdweg 29. Dit plandeel voorziet in een nieuwe locatie en vergroting van het brutovloeroppervlak voor de thans in Bellingwolde-Noord gevestigde supermarkt.
2.3. [verzoeker sub 1] voert aan dat zijn uitzicht zal worden aangetast vanwege de supermarkt.
De afstand tussen de grens van het bouwvlak van het bestreden plandeel en één van de zijkanten van de woning van [verzoeker sub 1] aan de Wiellewaallaan 2 bedraagt blijkens de stukken circa 7 meter. Het merendeel van de tussenliggende gronden behoort bij de woning van [verzoeker sub 1] en is ingericht als tuin. Een kleine strook van de tussenliggende gronden is ingericht als groenstrook en is als zodanig bestemd. Vastgesteld moet worden dat de te realiseren supermarkt deels zal worden afgeschermd door de groenstrook. Mede gelet hierop heeft de raad zich naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het uitzicht van [verzoeker sub 1] niet onaanvaardbaar zal verminderen.
2.4. [verzoeker sub 1] alsmede [verzoeker sub 2] en anderen voeren aan dat de supermarkt overlast zal veroorzaken. Zij wijzen in dit verband op, samengevat weergegeven, de verkeersaantrekkende werking van de supermarkt, het tekort aan parkeerplaatsen en de geluidhinder van met name de vrachtwagens.
2.4.1. Blijkens de reactie op de tegen het ontwerpplan naar voren gebrachte zienswijzen wordt een beperkt aantal vrachtwagenbewegingen van en naar de supermarkt verwacht. Zes maal per week zal de levering van verse producten en brood plaatsvinden en vier maal per week zal de levering van kruidenierswaren plaatsvinden. Incidenteel zal de levering van non-foodproducten plaatsvinden. Verder bestaat de verwachting dat het laden en lossen van de vrachtwagens inpandig zal kunnen geschieden. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat zal kunnen worden voldaan aan de geluidsvoorschriften van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Hetgeen [verzoeker sub 1] alsmede [verzoeker sub 2] en anderen hebben aangevoerd, geeft geen aanknopingspunt om hieraan te twijfelen.
2.4.2. Wat betreft de verkeersaantrekkende werking van de supermarkt kunnen blijkens de plantoelichting maximaal 6.000 verkeersbewegingen van consumenten per week optreden. Het gaat volgens de raad om ongeveer 60% autoverkeer en ongeveer 40% fietsverkeer. De raad heeft daarbij onder meer de kanttekening gemaakt dat het hier veel minder gaat om een toename dan wel om een verschuiving van de verkeersbewegingen van de huidige naar de nieuwe locatie alsmede dat veel mensen al langs de Hoofdweg komen en dat combineren met winkelbezoek. Ter zitting is van de zijde van de raad voorts toegelicht dat aan het voormelde aantal verkeersbewegingen de distributie-planologische verkenning van Bureau Broekhuis-Rijs Advisering van september 2009 ten grondslag ligt en dat daarbij rekening is gehouden met de eventuele consumenten voor de supermarkt afkomstig uit Duitsland. [verzoeker sub 1] alsmede [verzoeker sub 2] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat de raad op dit punt van onjuiste gegevens is uitgegaan.
Voor de supermarkt en de Rabobank is blijkens de plantoelichting, aan de hand van de aanbevelingen van CROW, een parkeerbehoefte van afgerond 50 parkeerplaatsen berekend. [verzoeker sub 1] alsmede [verzoeker sub 2] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat deze parkeerbehoefte onjuist is berekend. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat de raad ter zitting onweersproken heeft gesteld dat van de nabijgelegen huisartsenpraktijk en bank een beperkte parkeerbehoefte uitgaat, onder meer omdat de bank geen baliefunctie heeft en beschikt over parkeergelegenheid op eigen terrein.
De bestaande verkeersstructuur is volgens de raad, nadat zo nodig verkeersmaatregelen zijn getroffen, geschikt voor de afwikkeling van het verwachte verkeer van en naar de supermarkt. Verder kan volgens de raad voldoende parkeergelegenheid worden gerealiseerd om in de parkeerbehoefte van de supermarkt te voorzien. De voorzitter ziet in het aangevoerde geen aanknopingspunt om aan de juistheid van dit standpunt van de raad te twijfelen. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat het bestreden plandeel blijkens de plantoelichting de ruimte biedt om 51 parkeerplaatsen te realiseren en dat de bestemming "Verkeer", die aan gronden voor de Merellaan en Hoofdweg is toegekend, de ruimte biedt voor het treffen van eventuele verkeersmaatregelen.
2.4.3. Gezien het voorgaande heeft de raad zich naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de vrees van [verzoeker sub 1] alsmede [verzoeker sub 2] en anderen voor onaanvaardbare overlast vanwege de supermarkt niet gerechtvaardigd is.
2.5. In hetgeen [verzoeker sub 1] alsmede [verzoeker sub 2] en anderen voor het overige hebben aangevoerd, ziet de voorzitter geen aanknopingspunt voor schorsing van het bestreden plandeel.
2.6. Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding de verzoeken af te wijzen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.S. Jansen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Jansen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 april 2010
399.