201000412/2/R1.
Datum uitspraak: 14 april 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
de raad van de gemeente Heemskerk,
verweerder.
Bij besluit van 26 november 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Heemskerkerduin en Noorddorp 2009" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 januari 2010, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 maart 2010, waar [verzoekers] alsmede de raad, vertegenwoordigd door mr. J.G.A. Tuithof, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Verder is de beheerder van [natuurkampeerterrein], vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Voor zover het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening zich richt tegen de in artikel 3.5.3 van de planregels opgenomen ontheffingsbevoegdheid ten behoeve van het toestaan van kleinschalig kamperen op gronden met de bestemming "Agrarisch" is daarmee geen spoedeisend belang gemoeid. De voorzitter neemt daarbij in aanmerking dat niet is gebleken van concrete aanwijzingen dat, in afwachting van de behandeling van het geding in de bodemprocedure, van voormelde ontheffingsbevoegdheid gebruik zal worden gemaakt ten behoeve van het toestaan van kleinschalig kamperen op gronden met de bestemming "Agrarisch" in de nabijheid van de woning van [verzoekers] aan de [locatie].
2.3. Voor zover het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening zich richt tegen het plandeel met de bestemming "Recreatie-verblijfsrecreatie" en de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein" voor [natuurkampeerterrein] overweegt de voorzitter het volgende.
2.3.1. [verzoekers] voeren, samengevat weergegeven, aan dat de gebruiks- en bouwmogelijkheden voor het natuurkampeerterrein zijn verruimd ten opzichte van het voorheen geldende plan en dat dit schade kan berokkenen aan het naastgelegen natura 2000-gebied het Noordhollands Duinreservaat.
2.3.2. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat, hoewel sprake is van een aanpassing aan de veranderde vraag, het natuurkampeerterrein conserverend is bestemd. Een nadere ruimtelijke motivering is volgens de raad daarom niet vereist.
2.3.3. Het voorheen geldende plan kende aan de gronden voor het natuurkampeerterrein de bestemming "Groepskampeerterrein" toe. Ingevolge artikel 19 van de planvoorschriften van het voorheen geldende plan, voor zover hier van belang, waren deze gronden bestemd voor verblijfsrecreatieve doeleinden, te weten fietskamperen alsmede kamperen in groepsverband voor een zeer beperkte periode die aaneengesloten niet langer mag duren dan 3 maanden en totaal niet langer mag duren dan gedurende 6 maanden per jaar. Op de gronden mocht niet worden gebouwd, met uitzondering van een kleine sanitaire unit met een hoogte van maximaal 3 meter en een inhoud van maximaal 100 m3.
2.3.4. Thans is de bestemming "Recreatie-verblijfsrecreatie" en de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein" aan de gronden voor het natuurkampeerterrein toegekend. Ingevolge artikel 11.1 van de planregels, voor zover hier van belang, zijn deze gronden bestemd voor een natuurkampeerterrein alsmede 1 bedrijfswoning met daaraan ondergeschikt kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen en horecavoorzieningen. Uit artikel 11.1.2 in combinatie met artikel 11.2, voor zover hier van belang, volgt dat op de gronden 2 trekkershutten met een oppervlakte van ten hoogste 28 m2 per trekkershut, een sanitairgebouw met een maximale goot- en bouwhoogte van 3 respectievelijk 4,5 meter alsmede overige gebouwen met een oppervlakte van maximaal 100 m2 zijn toegestaan. Ingevolge artikel 1.66, voor zover hier van belang, wordt in de planregels onder het begrip natuurkampeerterrein begrepen een terrein of plaats geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van tenten, tentwagens, kampeerauto's, caravans en trekkershutten ten behoeve van recreatief nachtverblijf gedurende het zomerseizoen. Ingevolge artikel 1.104 wordt in de planregels onder het begrip zomerseizoen begrepen de periode van 15 maart tot en met 31 oktober van het kalenderjaar.
2.3.5. Gelet op het vorenstaande moet worden geconstateerd dat het bij het bestreden besluit vastgestelde plan ten opzichte van het voorheen geldende plan voorziet in enigszins ruimere gebruiks- en bouwmogelijkheden voor het natuurkampeerterrein. De voorzitter wijst er in dit verband op dat thans voor het eerst een bedrijfswoning, 2 trekkershutten, overige gebouwen met een oppervlakte van maximaal 100 m2 en recreatief nachtverblijf gedurende 7½ maand per kalenderjaar worden toegestaan. De raad heeft niet inzichtelijk gemaakt, bijvoorbeeld aan de hand van een rapport, dat deze enigszins ruimere gebruiks- en bouwmogelijkheden voor het natuurkampeerterrein geen gevolgen kunnen hebben voor het naastgelegen natura 2000-gebied het Noordhollands Duinreservaat. Daarbij komt dat blijkens de reactie van de raad op de door [verzoekers] naar voren gebrachte zienswijze de planregels zodanig zouden worden geformuleerd dat op het natuurkampeerterrein geen caravans en kampeerauto's zijn toegestaan. Vanwege een door de raad vastgestelde ambtshalve wijziging in artikel 1.66 van de planregels zijn op het natuurkampeerterrein uiteindelijk toch caravans en kampeerauto's toegestaan. Ter zitting is gebleken dat voormelde ambtshalve wijziging naar aanleiding van een verzoek van de beheerder van het natuurkampeerterrein tijdens een commissievergadering op 10 november 2009 tot stand is gekomen. Het bestreden besluit geeft in zoverre geen blijk van een inzichtelijke afweging waarbij zowel de belangen van [verzoekers] als de belangen van het natuurkampeerterrein zijn betrokken.
Tegen deze achtergrond is bij de voorzitter twijfel blijven bestaan of het plandeel met de bestemming "Recreatie-verblijfsrecreatie" en de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein" voor [natuurkampeerterrein] in de bodemprocedure stand zal kunnen houden.
2.4. De voorzitter ziet aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Heemskerk van 26 november 2009 voor zover het het plandeel met de bestemming "Recreatie-verblijfsrecreatie" en de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein" voor [natuurkampeerterrein] betreft;
II. wijst het verzoek voor het overige af;
III. gelast dat de raad van de gemeente Heemskerk aan [verzoekers] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.S. Jansen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Jansen
Voorzitter Ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 april 2010