ECLI:NL:RVS:2010:BM0709

Raad van State

Datum uitspraak
7 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200902935/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • M.G.J. Parkins de Vin
  • R. van der Spoel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel en authenticiteit doopcertificaat

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, waarin de rechtbank de aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gegrond verklaarde. De vreemdeling had gesteld dat hij in Nederland tot het christendom was bekeerd, maar de rechtbank heeft niet vastgesteld of hij een origineel doopcertificaat had overgelegd. De rechtbank ging er ten onrechte vanuit dat de bekering vaststond, zonder de authenticiteit van de overgelegde stukken te verifiëren. De Raad van State oordeelt dat de rechtbank de vaste jurisprudentie niet heeft gevolgd, die vereist dat de authenticiteit van de stukken moet worden vastgesteld voordat kan worden gesproken van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. De Raad van State verklaart het hoger beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling. Tevens worden de proceskosten in hoger beroep vastgesteld op € 322,00, met de bepaling dat de rechtbank beslist over de vergoeding van deze kosten.

Uitspraak

200902935/1/V3.
Datum uitspraak: 7 april 2010
Raad van State
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris),
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, (hierna: de rechtbank) van 27 maart 2009 in zaak nr. 08/3918 in het geding tussen:
[de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling)
en
de staatssecretaris.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 januari 2008 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 27 maart 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris opnieuw op de aanvraag dient te beslissen met inachtneming van de uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 23 april 2009, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Ambtshalve wordt als volgt overwogen.
2.1.1. De vreemdeling heeft eerder, op 19 mei 2006, een aanvraag ingediend om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Bij besluit van 29 juni 2006 is deze aanvraag afgewezen. Het besluit van 3 januari 2008 is van gelijke strekking als dat van 29 juni 2006.
2.1.2. Uit de jurisprudentie van de Afdeling (zie onder meer de uitspraak van 6 maart 2008 in zaak nr. 200706839/1, www.raadvanstate.nl) vloeit voort dat, indien na een eerder afwijzend besluit een besluit van gelijke strekking wordt genomen, door het instellen van beroep tegen het laatste besluit niet kan worden bereikt dat de bestuursrechter dat besluit toetst, als ware het een eerste afwijzing. Dit uitgangspunt geldt niet alleen voor besluiten genomen naar aanleiding van een nieuwe aanvraag, maar ook voor besluiten op een verzoek om terug te komen van een al dan niet op aanvraag genomen besluit (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2005 in zaak nr. 200406320/1, www.raadvanstate.nl). Slechts indien en voor zover in de bestuurlijke fase nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd, dan wel uit het aldus aangevoerde kan worden afgeleid dat zich een relevante wijziging van het recht heeft voorgedaan, kunnen dat besluit, de motivering ervan en de wijze waarop het tot stand is gekomen door de bestuursrechter worden getoetst.
2.1.3. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moeten worden begrepen feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en derhalve behoorden te worden aangevoerd, alsmede bewijsstukken van reeds eerder gestelde feiten of omstandigheden die niet vóór het nemen van het eerdere besluit konden en derhalve behoorden te worden overgelegd. Is hieraan voldaan, dan is niettemin geen sprake van feiten of omstandigheden die een hernieuwde rechterlijke toetsing rechtvaardigen, indien op voorhand is uitgesloten dat hetgeen alsnog is aangevoerd of overgelegd aan het eerdere besluit kan afdoen.
2.1.4. De rechtbank heeft onderkend dat zij ter bepaling van de omvang van de door haar te verrichten toetsing allereerst ambtshalve moet treden in de vraag of, voor zover thans van belang, aan de aanvraag nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag zijn gelegd. De rechtbank is op grond van de enkele omstandigheid dat niet in geschil is dat de vreemdeling in Nederland tot het christendom is bekeerd ervan uitgegaan dat inderdaad sprake is van zodanige bekering. Zij heeft niet onderzocht of de vreemdeling ter staving van de onderhavige, op 8 maart 2007 ingediende, aanvraag een origineel doopcertificaat heeft getoond of overgelegd, terwijl zich in het dossier slechts een kopie van een doopcertificaat van de Perzische kerk Kores te Harderwijk bevindt. Aldus is de rechtbank voorbijgegaan aan de vaste jurisprudentie van de Afdeling (uitspraak van 8 oktober 2007 in zaak nr. 200704465/1; www.raadvanstate.nl) dat geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in 2.1.3 indien de authenticiteit van de stukken waarmee de desbetreffende vreemdeling de door hem gestelde nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden wil aantonen, niet is vastgesteld. Als niet reeds in de bestuurlijke fase is komen vast te staan dat sprake is van authentieke stukken, is het aan de vreemdeling dit in beroep alsnog aan te tonen.
2.1.5. Nu in het dossier vermeld is dat bij de aanvraag een doopcertificaat is overgelegd zonder aanduiding of dit een origineel document is, zich in het dossier slechts een kopie van het doopcertificaat bevindt en de rechtbank niet heeft vastgesteld dat de vreemdeling een origineel doopcertificaat aan zijn aanvraag ten grondslag heeft gelegd, staat vooralsnog niet vast dat de bekering van de vreemdeling in Nederland heeft plaatsgevonden.
2.1.6. Het hoger beroep is reeds hierom kennelijk gegrond. De grieven behoeven geen bespreking. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal de zaak met toepassing van artikel 44, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet op de Raad van State naar de rechtbank terugwijzen om te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
2.2. De Afdeling zal de proceskosten in hoger beroep vaststellen. De rechtbank dient omtrent de vergoeding van die kosten te beslissen.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 27 maart 2009 in zaak nr. 08/3918;
III. wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV. stelt de door de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte kosten vast op een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), en bepaalt dat de rechtbank beslist omtrent de vergoeding van deze kosten.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. M.G.J. Parkins de Vin en mr. R. van der Spoel, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Brugman, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink
voorzitter
w.g. Brugman
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 april 2010
205.
Verzonden: 7 april 2010
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser