200910194/2/R1.
Datum uitspraak: 29 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoekers sub 1], allen wonend te [woonplaats],
2. [verzoekers sub 2], beiden wonend te [woonplaats],
3. [verzoeker sub 3], wonend te [woonplaats],
verzoekers,
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Prins Alexander,
verweerder.
Bij besluit van 24 november 2009 heeft het dagelijks bestuur van de deelgemeente Prins Alexander (hierna: het dagelijks bestuur) het uitwerkingsplan "Vijfendertigste uitwerking bestemming wonen aan het water bestemmingsplan Nesselande" (hierna: het uitwerkingsplan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 december 2009, [verzoekers sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 januari 2010, en [verzoeker sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 januari 2010, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 januari 2010, heeft [verzoeker sub 3] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij dezelfde brieven als waarmee beroep is ingesteld, hebben [verzoekers sub 1] alsmede [verzoekers sub 2] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 26 maart 2010, waar [verzoekers sub 1], [verzoekers sub 2], bijgestaan door mr. G.G. Kranendonk, werkzaam voor ARAG Rechtsbijstand, [verzoeker sub 3], bijgestaan door mr. R. van Noord, advocaat te Rotterdam, alsmede het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. K.I. Siem en E. Pot, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Verder zijn [partij sub 1], vertegenwoordigd door [gemachtigde], [partij sub 2], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en Fiaedes B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Bij mondelinge beslissing van 29 maart 2010 heeft de voorzitter de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. Daartoe is het volgende overwogen.
De voorzitter heeft voorop gesteld dat zijn oordeel een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure.
Het uitwerkingsplan is opgesteld ten einde een uitwerking te geven aan het in rechte onaantastbare bestemmingsplan "Nesselande" van 14 januari 1999 en voorziet in de projectmatige ontwikkeling van 9 woningen van twee bouwlagen aan de Jannetje Merbiskade. Op de plankaart van het uitwerkingsplan is een maximum bouwhoogte voor de woningen opgenomen van 8 meter, met dien verstande dat voor een gedeelte van de eerste bouwlaag van de woningen een maximum bouwhoogte van 3,5 meter is aangegeven. De afstand tot de dichtstbijgelegen woning van derden die in eigendom is van [verzoekers sub 2] bedraagt blijkens de stukken circa 10,5 meter.
[verzoekers sub 1], [verzoekers sub 2] alsmede [verzoeker sub 3] hebben aangevoerd dat de randvoorwaarden voor projectmatig te ontwikkelen woningen ten onrechte afwijken van de bebouwingsregels voor de vrije kavels, waaraan zij bij de bouw van hun woningen gebonden waren, dat in strijd is gehandeld met hetgeen daarover is toegezegd tijdens een informatieavond in 2005 en met wat zij uit het Informatieboek Vrije Kavels hebben afgeleid en dat de woningen afbreuk doen aan het karakter en de ruimtelijke opzet met een gevarieerd ruimtelijk patroon van water en land van hun woonwijk en aan hun woongenot.
De voorzitter heeft vastgesteld dat het bestemmingsplan "Nesselande" van 14 januari 1999 aan de desbetreffende gronden de uit te werken bestemming "Wonen aan het water" toekent. Gesteld noch gebleken is dat het uitwerkingsplan in strijd met de uitwerkingsregels voor deze uit te werken bestemming is vastgesteld.
De voorzitter heeft verder geconstateerd dat [verzoekers sub 1], [verzoekers sub 2] alsmede [verzoeker sub 3] hun woningen hebben gerealiseerd op zogenoemde vrije kavels in de directe nabijheid van de voorziene woningbouw. Op deze vrije kavels mocht zonder afzonderlijk welstandstoets worden gebouwd wanneer werd voldaan aan een aantal specifieke randvoorwaarden zoals vermeld in het Informatieboek vrije kavels van het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam.
Het dagelijks bestuur heeft voor de bij het uitwerkingsplan voorziene projectmatig te ontwikkelen woningen, die - anders dan de woningen van verzoekers - wel aan een afzonderlijke welstandstoets worden onderworpen, andere randvoorwaarden geformuleerd dan de regels voor de bebouwing van de vrije kavels. Deze randvoorwaarden staan vermeld in de op 28 april 2009 vastgestelde Randvoorwaardennota voor projectmatige woningen.
Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting wordt door het dagelijks bestuur voor projectmatig te ontwikkelen woningen een andere bebouwingstypologie en grotere maat dan voor particulier te ontwikkelen woningen nagestreefd. In de toelichting bij het uitwerkingsplan staat in dit verband vermeld dat de projectmatig te ontwikkelen woningen als het ware bakens binnen een zee van kleinschalige woningen vormen en dat deze bakens met elkaar een structuurlaag van het betrokken woongebied vormen. Tegen deze achtergrond wordt door de voorzitter geen aanknopingspunt gevonden voor het oordeel dat het dagelijks bestuur zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat een onderscheid in randvoorwaarden voor projectmatig en particulier te ontwikkelen woningen gerechtvaardigd is en past in de beoogde stedenbouwkundige opzet van het woongebied.
Voor zover [verzoekers sub 1], [verzoekers sub 2] alsmede [verzoeker sub 3] zich hebben beroepen op hetgeen tijdens een informatieavond in 2005 is gezegd over projectmatig te ontwikkelen woningen, wordt overwogen dat de bevoegdheid tot het vaststellen van het uitwerkingsplan berust bij het dagelijks bestuur. Niet is gebleken dat hetgeen tijdens de informatieavond naar voren is gekomen - wat daarvan ook zij - kan gelden als een aan het dagelijks bestuur toe te rekenen toezegging. De voorzitter is daarom voorshands van oordeel dat het uitwerkingsplan niet in strijd met het vertrouwensbeginsel is vastgesteld. Daar komt bij dat reeds in de brochure "Rotterdam geeft u de ruimte" van september 2005 dat overeenkomt met het Informatieboek Vrije Kavels van september 2006 en waarin de opzet van Nesselande, Waterwijk, is uiteengezet, staat vermeld dat circa 300 vrije kavels gereserveerd zijn voor de bouw van luxe villa's in particulier opdrachtgeverschap en dat de overige geplande 200 woningen door ontwikkelaars projectmatig worden ontwikkeld en dat op deze kavels bijzonder en meer compacte woonvormen gerealiseerd worden in de vorm van appartementen, platformwoningen en waterwoningen.
Wat betreft de gevolgen van het plan voor [verzoekers sub 1], [verzoekers sub 2] alsmede [verzoeker sub 3] heeft het dagelijks bestuur naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, bij afweging van de betrokken belangen, in redelijkheid doorslaggevend gewicht kunnen toekennen aan het belang dat is gediend met de realisering van de nieuwe woningen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de maximale bouwhoogte is bepaald op 8 meter en dat blijkens de ter zitting gegeven presentatie van [partij sub 2] ter plaatse van de woning van de woning van [verzoekers sub 2] geen onaanvaardbare schaduwwerking zal optreden.
In hetgeen [verzoekers sub 1], [verzoekers sub 2] alsmede [verzoeker sub 3] voor het overige hebben aangevoerd, heeft de voorzitter geen aanknopingspunt gezien voor het oordeel dat het bestreden besluit in de bodemprocedure geen stand zal kunnen houden.
Nu de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening zijn afgewezen, heeft de voorzitter geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
Aldus uitgesproken in het openbaar door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.S. Jansen, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Jansen
voorzitter ambtenaar van Staat