ECLI:NL:RVS:2010:BL9289
Raad van State
- Hoger beroep
- D. Roemers
- J. van de Kolk
- H.H.C. Visser
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke ongewenstverklaring
In deze zaak heeft de Raad van State op 24 maart 2010 uitspraak gedaan over een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een ongewenstverklaring van een vreemdeling. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie, dat hem op 20 maart 2007 ongewenst had verklaard. In een eerder besluit van 28 december 2007 had de staatssecretaris het bezwaar van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om de rechtsgevolgen van het besluit van 20 maart 2007 te schorsen, en om hem een verblijfsaantekening te verstrekken, zodat hij rechtmatig verblijf zou hebben in Nederland.
De Raad van State oordeelde dat de voorzieningenrechter terecht had geoordeeld dat de staatssecretaris zijn besluit onvoldoende had gemotiveerd. Echter, de beoordeling van de rechtmatigheid van de aan de vreemdeling opgelegde maatregel van toezicht viel buiten de grenzen van dit geding. De vreemdeling kon in deze procedure niet bewerkstelligen dat de hem opgelegde meldplicht werd opgeheven. De Raad van State concludeerde dat het verzoek van de vreemdeling als kennelijk ongegrond moest worden afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt de beperkingen van de rechtsgang in vreemdelingenzaken, vooral in het kader van ongewenstverklaringen en de bijbehorende meldplichten. De vreemdeling had geen processueel belang bij zijn verzoek tot schorsing van de rechtsgevolgen van het besluit, aangezien de ongewenstverklaring nog steeds van kracht was. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak, mr. D. Roemers, heeft de beslissing genomen in aanwezigheid van mr. J. van de Kolk, ambtenaar van Staat, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.