ECLI:NL:RVS:2010:BL8743

Raad van State

Datum uitspraak
24 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200908448/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een uitspraak inzake niet-ontvankelijkheid van hoger beroep

In deze zaak heeft verzoeker op 4 maart 2009 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 januari 2009. De Raad van State heeft op 24 maart 2010 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 14 oktober 2009, waarin het verzet tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep ongegrond werd verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vastgesteld dat het verzoek om herziening niet gericht is tegen de niet-ontvankelijkverklaring, maar tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank. De gronden van het verzoek zijn niet nieuw en kunnen niet worden behandeld in deze procedure, omdat het hoger beroep niet tijdig is ingediend. De Afdeling heeft geconcludeerd dat er geen feiten of omstandigheden zijn die bij verzoeker vóór de uitspraak niet bekend waren en die tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. Daarom is het verzoek om herziening afgewezen. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200908448/1/H2.
Datum uitspraak: 24 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht) van de uitspraak van de Afdeling van 14 oktober 2009, in zaak nr. 200901573/3.
1. Procesverloop
Bij brief, bij de Raad van State inkomen op 4 maart 2009, heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 januari 2009 in zaak nr. 08/294.
Bij uitspraak van 3 april 2009, in zaak nr. 200901573/2, heeft de Afdeling dit hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 14 oktober 2009, in zaak nr. 200901573/3, heeft de Afdeling het daartegen door [verzoeker] gedane verzet ongegrond verklaard. De uitspraak is aangehecht.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 november 2009, heeft [verzoeker] de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 maart 2010, waar [verzoeker], in persoon, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2. De Afdeling stelt voorop dat bij de beoordeling van een herzieningsverzoek uitsluitend wordt bezien of sprake is van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb. Het belang van een goede procesorde en het bijzondere karakter van het rechtsmiddel herziening brengen met zich dat bij de beslissing op een verzoek om herziening slechts rekening wordt gehouden met nader gebleken feiten en omstandigheden die hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak en die de verzoeker in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd, redelijkerwijs niet naar voren heeft kunnen brengen. Het rechtsmiddel herziening is niet gegeven om een partij de gelegenheid te bieden het debat te heropenen, nadat is gebleken dat de eerder aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot het gewenste resultaat hebben geleid.
2.3. Het verzoek om herziening heeft betrekking op de uitspraak van de Afdeling van 14 oktober 2009. In deze uitspraak is het verzet tegen de
niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep wegens het niet tijdig indienen van het hoger beroepschrift, ongegrond verklaard. Hetgeen [verzoeker] aanvoert is niet gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep wegens termijnoverschrijding. Het is veeleer gericht tegen de uitspraak van de rechtbank van 15 januari 2009 waartegen hij hoger beroep had ingesteld. De inhoudelijke gronden van het verzoek om herziening hebben betrekking op hetgeen [verzoeker] de afgelopen jaren is overkomen. Wat er ook zij van het onrecht dat, naar [verzoeker] stelt, hem is aangedaan, deze aspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. Nu het hoger beroep niet tijdig is ingediend en uit het verzoek om herziening niet blijkt dat zich feiten voordoen die bij [verzoeker] vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb, komt de Afdeling niet toe aan een beoordeling van hetgeen is aangevoerd.
2.4. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2010
18-630.