201001915/2/M2.
Datum uitspraak: 18 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], [gemeente],
de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de minister),
verweerster.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 februari 2010, heeft [appellant] beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing van de minister op zijn verzoek tot handhaving van 27 augustus 2009.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
2.1. Bij brief van 16 oktober 2009 heeft [appellant] bij de minister bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een besluit op zijn verzoek tot handhaving van 27 augustus 2009.
2.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 21 december 2009 in zaak nr. 200908050/1) is de mogelijkheid tot het maken van bezwaar na de inwerkingtreding op 1 oktober 2009 van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen niet meer aanwezig. Het bezwaar van 16 oktober 2009 dient in dat geval dan ook te worden aangemerkt als een schriftelijke mededeling aan de minister dat zij in gebreke is.
2.3. Op grond van artikel 6:2, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt met een besluit gelijkgesteld: het niet tijdig nemen van een besluit.
2.4. Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
2.5. Nu het bezwaarschrift van 16 oktober 2009 is aangemerkt als een schriftelijke mededeling aan de minister dat hij in gebreke is tijdig een besluit te nemen en de minister heeft nagelaten om binnen de gestelde twee weken alsnog een besluit te nemen op het handhavingsverzoek van 27 augustus 2009, is het beroep kennelijk gegrond.
2.6. De minister dient op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb alsnog een besluit te nemen op het verzoek van [appellant] van 27 augustus 2009 en dit besluit bekend te maken. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.
De Afdeling bepaalt voorts met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat de minister een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat de minister in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
2.7. De minister dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op het handhavingsverzoek van 27 augustus 2009;
III. draagt de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op om binnen twee weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
IV. bepaalt dat de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aan [appellant] een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee zij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom € 100,00 (zegge: honderd euro) bedraagt, met een maximum van € 15.000,00 (zegge: vijftienduizend euro);
V. veroordeelt de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 109,25 (zegge: honderdnegen euro en vijfentwintig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00
(zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Sloten w.g. Drouen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2010
Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij de Afdeling (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht).
- Verzet dient schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak te worden gedaan.
- In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met de gronden waarop de beslissing is gebaseerd.
- Indien de indiener over het verzet door de Afdeling wenst te worden gehoord, dient dit in het verzetschrift te worden gevraagd. Het horen gebeurt dan uitsluitend over het verzet.