ECLI:NL:RVS:2010:BL8667

Raad van State

Datum uitspraak
24 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200905261/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herberekening van de bijdrage Zorgverzekeringswet door het College voor zorgverzekeringen

In deze uitspraak van de Raad van State, gedateerd 24 maart 2010, staat de herberekening van de bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) door het College voor zorgverzekeringen centraal. De Onderlinge Waarborgmaatschappij Zorg en Zekerheid UA, gevestigd te Leiden, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het College voor zorgverzekeringen van 8 juni 2009, waarin het college de bijdrage voor het jaar 2007 gedeeltelijk herberekende en vaststelde. Zorg en Zekerheid betoogde dat het college ten onrechte de aantallen verzekerden had gewogen naar verzekeringsduur, wat niet expliciet in de Beleidsregels 2007 was vermeld. Het college verdedigde zich door te stellen dat de herberekening noodzakelijk was om de bijdrage zo nauwkeurig mogelijk vast te stellen op basis van werkelijke aantallen verzekerden en hun kenmerken.

De Raad van State overwoog dat de wetgever met de Zvw een systeem van risicoverevening heeft beoogd, waarbij zorgverzekeraars gecompenseerd worden voor de gezondheidsrisico's van hun verzekerden. De Afdeling bestuursrechtspraak concludeerde dat het college bij de herberekening van de bijdrage geen beleidsvrijheid had en dat de weging naar verzekeringsduur gerechtvaardigd was. Zorg en Zekerheid had voldoende kennis van de regelgeving en kon niet verwachten dat het college een minder nauwkeurige berekeningsmethode zou hanteren. De Raad verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van het college.

De uitspraak benadrukt het belang van nauwkeurigheid bij de berekening van bijdragen in het kader van de Zvw en de rol van het College voor zorgverzekeringen in dit proces. De uitspraak heeft implicaties voor zorgverzekeraars die zich moeten houden aan de regels en procedures die zijn vastgesteld in de Zvw en de bijbehorende beleidsregels.

Uitspraak

200905261/1/H2.
Datum uitspraak: 24 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
Onderlinge Waarborgmaatschappij Zorg en Zekerheid UA, gevestigd te Leiden,
appellante,
en
het College voor zorgverzekeringen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 september 2008 heeft het College voor zorgverzekeringen (hierna: het college), voor zover thans van belang, voor de Onderlinge Waarborgmaatschappij Zorg en Zekerheid UA (hierna: Zorg en Zekerheid) de bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) 2007 voorlopig herberekend en voorlopig vastgesteld.
Bij besluit van 8 juni 2009 heeft het college het hiertegen door Zorg en Zekerheid gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft Zorg en Zekerheid bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 juli 2009, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Zorg en Zekerheid en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 januari 2010, waar Zorg en Zekerheid, vertegenwoordigd door mr. J. Ekelmans, advocaat te Den Haag, bijgestaan door mr. drs. E.M. Crebas, werkzaam bij Zorg en Zekerheid, en drs. F.J.J. Trapmans, adviseur, en het college, vertegenwoordigd door mr. F. van Woerden, drs. L.J.M. de Heij, dr. F.M. Bakker en drs. J. Bakker, werkzaam bij college, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 32, eerste lid, van de Zvw, zoals die wet gold ten tijde van belang, kent het college een zorgverzekeraar die voldaan heeft aan zijn verplichtingen, bedoeld in artikel 25 van de wet, voor ieder kalenderjaar waarin hij zorgverzekeringen aanbiedt en uitvoert, een bijdrage toe.
Ingevolge het tweede lid worden bij algemene maatregel van bestuur regels omtrent de berekening van de bijdragen gesteld. Dit is gebeurd bij het Besluit zorgverzekeringen (Stb. 2005, 389, hierna: het Besluit).
Ingevolge het derde lid bepalen die regels ten minste dat de hoogte van de bijdrage wordt berekend op basis van bij die maatregel te bepalen, voor alle zorgverzekeraars gelijke criteria, waaronder in ieder geval het aantal verzekerden bij een zorgverzekeraar en een aantal verzekerdenkenmerken.
Ingevolge het vierde lid, aanhef en onder d, worden bij ministeriële regeling nadere regels omtrent de berekening van de bijdragen gesteld en wordt geregeld hoe de op grond van het eerste lid toegekende bijdragen door het college worden betaald. Dit is gebeurd, voor zover thans van belang, bij de Regeling zorgverzekering van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, zoals deze is gewijzigd bij besluit van 25 september 2006 (Stcrt. 28 september 2006, nr. 189; hierna: de Regeling 2007).
Ingevolge het vijfde lid stelt het college jaarlijks voor 15 oktober beleidsregels vast waarin wordt aangegeven op welke wijze toepassing wordt gegeven aan de ministeriële regeling. De hier van belang zijnde beleidsregels zijn neergelegd in de Regeling beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2007 (Stcrt. 9 oktober 2006, nr. 196; hierna: de Beleidsregels 2007), die op 28 september 2006 zijn vastgesteld en op 1 januari 2007 in werking zijn getreden.
Ingevolge het zevende lid behoeven deze beleidsregels de goedkeuring van de Minister.
Ingevolge artikel 34, eerste lid, stelt het college uiterlijk in het tweede jaar volgende op het kalenderjaar waarvoor de bijdragen, bedoeld in artikel 32, zijn toegekend, de bijdrage vast.
Ingevolge het tweede lid houdt de vaststelling van een bijdrage in ieder geval in een herberekening van de bijdrage op basis van het werkelijke aantal verzekerden dat de zorgverzekeraar in het desbetreffende jaar had en de werkelijke verdeling van de verzekerdenkenmerken als bedoeld in artikel 32, derde lid, over die verzekerden, voor zover de daartoe benodigde gegevens tijdig bij het college zijn aangeleverd.
Ingevolge het derde lid worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels omtrent de berekening van de bijdragen gesteld, met dien verstande dat generieke verevening slechts tot en met 31 december 2010 mogelijk is. Dit is gebeurd bij het Besluit.
Ingevolge het vierde lid stelt het college beleidsregels vast waarin wordt aangegeven op welke wijze toepassing wordt gegeven aan het Besluit en een vergoeding voor rentekosten wordt verleend respectievelijk in rekening wordt gebracht. De hier van belang zijnde beleidsregels zijn de Beleidsregels 2007.
Ingevolge het vijfde lid betaalt het college indien de vastgestelde bijdrage hoger is dan de toegekende bijdrage, de zorgverzekeraar of diens rechtsopvolger het verschil, vermeerderd met de rentekosten, en indien de vastgestelde bijdrage lager is dan de toegekende bijdrage vordert het college het verschil, vermeerderd met de rentekosten, van de zorgverzekeraar of diens rechtsopvolger terug.
Ingevolge artikel 35, eerste lid, draagt het college zorg voor het inrichten en in stand houden van een administratie, waarin van iedere verzekerde wordt opgenomen:
a. het sociaal-fiscaalnummer;
b. de zorgverzekeraar waarbij de verzekerde verzekerd is;
c. de persoonsgegevens, waaronder persoonsgegevens betreffende de gezondheid als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens, die noodzakelijk zijn voor de berekening van aan de zorgverzekeraars toekomende bijdragen als bedoeld in de artikel 32 tot en met 34.
Ingevolge het tweede lid meldt de zorgverzekeraar het college, onder vermelding van de ingangsdatum ervan, iedere door hem gesloten zorgverzekering, alsmede, indien de zorgverzekering is geëindigd, de datum waarop deze eindigde.
Ingevolge het derde lid stelt het college indien het constateert dat een verzekerde bij twee of meer zorgverzekeraars verzekerd is, de betrokken zorgverzekeraars daarvan terstond op de hoogte, onder vermelding van de namen van alle zorgverzekeraars waarbij de verzekerde verzekerd is.
Artikel 1 van het Besluit, zoals dit gold ten tijde van belang, luidt, voor zover van belang, als volgt:
"In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
j. bijdrage: de bijdrage bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de wet.
(…)
n. FKG's: farmaceutische kostengroepen, een verdeelcriterium waarbij verzekerden worden ingedeeld in categorieën chronische aandoeningen op basis van geneesmiddelengebruik in het verleden.
o. DKG's: diagnose kostengroepen, een verdeelcriterium waarbij verzekerden worden ingedeeld in clusters van aandoeningengroepen die geïdentificeerd zijn op grond van uitgevoerde Diagnose Behandeling Combinaties.
(…)."
Artikel 3.8 van het Besluit luidt als volgt:
"1. Ter herberekening van de bijdrage, bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de wet, vindt een herberekening plaats van de gewichten, genoemd in de artikelen 3.3 en 3.6, rekening houdend met de verwachte financiële gevolgen van de toepassing van een specifieke compensatie van hoge kosten voor groepen van verzekerden naar leeftijd en geslacht, FKG’s, DKG’s, aard van het inkomen en regio.
2. Ter herberekening van de bijdrage als bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de wet vindt een herberekening plaats van de gewichten, genoemd in artikel 3.5, rekening houdend met de verwachte financiële gevolgen van de toepassing van een specifieke compensatie van hoge kosten voor groepen van verzekerden naar leeftijd en geslacht, en regio.
3. Ter herberekening van de bijdrage, bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de wet, herberekent het College zorgverzekeringen het normatieve bedrag ten behoeve van een zorgverzekeraar. Het College zorgverzekeringen baseert de herberekening van het normatieve bedrag op de ingevolge dit besluit voor de onderscheiden deelbedragen relevante gegevens over het betreffende jaar. Indien zulks naar zijn oordeel is aangewezen, kan het College zorgverzekeringen in afwijking van de tweede volzin bepalen dat voor door hem aan te geven herberekeningen niet wordt uitgegaan van de resultaten in het betreffende jaar maar van de resultaten in een daaraan al dan niet onmiddellijk voorafgaand jaar.
4. Het College zorgverzekeringen deelt de vergoede kosten van ziekenhuisverpleging en specialistische hulp verleend door instellingen in het buitenland overeenkomstig een bij ministeriële regeling te bepalen verdeelsleutel toe aan de variabele kosten van ziekenhuisverpleging en kosten van specialistische hulp, onderscheidenlijk aan de vaste kosten van ziekenhuisverpleging."
Artikel 3.13 luidt als volgt:
"1. Het College zorgverzekeringen sommeert de ingevolge de artikelen 3.8 tot en met 3.12 herberekende deelbedragen tot één normatief bedrag.
2. Het College zorgverzekeringen brengt vervolgens op het herberekende normatieve bedrag de aan de zorgverzekeraar toegerekende opbrengsten van de nominale rekenpremie gecorrigeerd voor de gemiddelde no-claimteruggave in mindering.
3. Het College zorgverzekering stelt de bijdrage vast op de uitkomst van de berekening, bedoeld in het tweede lid.
4. Het College zorgverzekering deelt aan de zorgverzekeraar het herberekende normatieve bedrag en de vastgestelde bijdrage mee, en geeft hierbij aan welke bedragen, bedoeld in het tweede lid, bij de vaststelling van de bijdrage zijn betrokken.
5. Het College zorgverzekeringen kan het normatieve bedrag ten behoeve van een zorgverzekeraar voorlopig herberekenen en de bijdrage voorlopig vaststellen. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing.
6. Het College zorgverzekeringen kan bij de voorlopige herberekeningen en de vaststelling van de bijdragen, bedoeld in het vijfde lid, artikel 3.8, eerste en tweede lid, achterwege laten."
Artikel 3.5 van de Regeling 2007, zoals deze gold ten tijde van belang, luidt:
"Verzekerden die bij meer dan één zorgverzekeraar zijn ingeschreven, tellen voor het vaststellen van de bijdrage per zorgverzekeraar slechts gedeeltelijk mee. Hierbij is het gewicht van deze verzekerden omgekeerd evenredig aan het aantal zorgverzekeraars waarbij zij zijn ingeschreven."
Artikel 3.6 luidt, voor zover van belang, als volgt:
"1. (…)
2. Het College zorgverzekeringen herberekent het normatieve bedrag per zorgverzekeraar en de onderliggende deelbedragen, op basis van de gewichten, bedoeld in het eerste lid, en de gerealiseerde verzekerdenaantallen per klasse van de criteria.
3. (…)
4. Bij de herberekening van het normatieve bedrag gaat het College zorgverzekeringen voor alle criteria, inclusief FKG's en DKG's, uit van realisatiecijfers uit het jaar 2007."
Artikel 16 van de Beleidsregels 2007 luidt:
"1. Het college berekent de verzekerdenaantallen naar risicoklasse en het normatieve bedrag voorlopig op basis van het financieel verslag 2007 en de jaarstaat 2007 van de zorgverzekeraars.
2. Voor de voorlopige herberekening, bedoeld in het eerste lid, bepaalt het college het aantal verzekerden per FKG 2007 per zorgverzekeraar als volgt:
a. Uitgangspunt is de opgave van alle declaraties farmaceutische hulp 2006 van de zorgverzekeraar aan het college. Op basis daarvan bepaalt het college het aantal verzekerden 2006 per FKG 2007. Daarbij splitst het college het aantal verzekerden FKG 0 2007 in een verzekerdenaantal FKG 2007 onbekend en een verzekerdenaantal FKG 0 2007. Het verzekerdenaantal FKG onbekend bestaat uit verzekerden met een woonadres in het buitenland en waarvoor de zorgverzekeraar geen informatie heeft over farmaciedeclaratie.
b. Het college bepaalt de gewichten voor alle FKG 2007-onbekend op 0,00.
c. De verzekerdenaantallen in onderdeel a worden gedeeld door het overeenkomstige totaal aantal verzekerden per morbiditeitsrisicoklasse 2006. Dit resulteert in de zorgverzekeraarspecifieke FKG 2007-prevalentie 2006 per morbiditeitsrisicoklasse.
d. Het college berekent het aantal verzekerden 2007 per FKG 2007 per morbiditeitsrisicoklasse door de verzekerdenaantallen 2007 per morbiditeitsrisicoklasse te vermenigvuldigen met de zorgverzekeraarspecifieke FKG-2007-prevalantie 2006 per morbiditeitsrisicoklasse.
e. Tot slot worden de verzekerdenaantallen 2007 per morbiditeitsrisicoklasse per FKG 2007 over de morbiditeitsrisicoklassen gesommeerd en afgerond op nul decimalen.
3. Voor de voorlopige herberekening, bedoeld in het eerste lid, bepaalt het college het aantal verzekerden per DKG 2007 per zorgverzekeraar als volgt:
a. Uitgangspunt is de opgave van de declaraties van alle DBC's die in 2006 geopend zijn, die de zorgverzekeraar aan het college doet toekomen per 1 juni 2008. Op basis daarvan bepaalt het college het aantal verzekerden DKG dat in 2007 aan de in artikel 4, vierde lid, genoemde omschrijving voldoet. Daarbij splitst het college het aantal verzekerden DKG 0 2007 in een verzekerdenaantal DKG 2007 onbekend en een verzekerdenaantal DKG 0 2007. Het verzekerdenaantal DKG onbekend bestaat uit verzekerden met een woonadres in het buitenland, waarvoor de zorgverzekeraar geen DBC-informatie heeft.
b. Het college bepaalt alle gewichten voor de DKG 2007 onbekend op 0,00.
c. Op basis van de ervaringen ten aanzien van de uitloop van de DBC-declaraties die in 2006 zijn geopend maar pas in 2007 zijn gedeclareerd, verhoogt het college de aantallen verzekerden per DKG 2007 berekend in onderdeel a.
4. Het college bepaalt met behulp van opgaven van de Belastingsdienst en het UWV, het referentiebestand van SA-zorg over 2007 en de verzekerdenopgaven van de zorgverzekeraars de aantallen verzekerden per aard van het inkomensklasse 2007
5. Het college bepaalt met behulp van het referentiebestand SA-Zorg (ziekenfondsen) per 1 december 2005 en het referentiebestand SA-Zorg over 2007, en de opgave van de zorgverzekeraars over de verzekerden naar viercijferige postcode van het adres waar de verzekerde woonachtig is, de aantallen verzekerden naar regioklasse 2007."
Artikel 31 luidt:
"1. Indien het college de bijdragen voor de zorgverzekeraars herziet, op grond van artikel 16, herziet het college ook de te betalen termijnen overeenkomstig artikel 30. Het college verrekent het verschil tussen de reeds betaalde termijnen en de herziene termijnen op de eerste werkdag van de maand juni 2007.
2. Indien het college de bijdrage voorlopig vaststelt, op grond van hoofdstuk III, herziet het college ook de te betalen termijnen overeenkomstig artikel 30. Op de eerste werkdag van de maand augustus 2008 verrekent het college het verschil tussen de voor het jaar 2008 betaalde termijnen en de herziene termijnen.
3. Na de vaststelling van de bijdrage, op grond van hoofdstuk IV, herziet het college de definitief te betalen termijnen overeenkomstig artikel 30. Het college verrekent het verschil tussen de herziene termijnen, bedoeld in het vorige lid, met de definitief te betalen termijnen.
4. Indien toepassing van onderscheidenlijk het eerste, tweede en derde lid, resulteert in een positief saldo voor de zorgverzekeraar, betaalt het college dat saldo ineens aan de zorgverzekeraar, behoudens een eventuele verrekening met een vordering op de zorgverzekeraar uit hoofde van de Zorgverzekeringswet dan wel de AWBZ.
5. Indien toepassing van onderscheidenlijk het eerste, tweede en derde lid, resulteert in een negatief saldo voor de zorgverzekeraar, wordt dat saldo ineens door de desbetreffende zorgverzekeraar aan het college terugbetaald, behoudens voor zover het college het bedrag heeft verrekend met enige vordering op de zorgverzekeraar op grond van de Zorgverzekeringswet dan wel de AWBZ."
Artikel 32 luidt:
"1. De zorgverzekeraar en het college zijn over en weer rente verschuldigd en hebben over en weer aanspraak op rente over de verschillen, bedoeld in artikel 31.
2. De rente, bedoeld in het vorige lid, wordt bij de voorlopige en definitieve vaststelling van de uitkering door het college verwerkt en zo mogelijk verrekend met andere betalingen die uit deze vaststellingen voortvloeien."
2.2. Het college heeft aan het besluit van 8 juni 2009 onder meer ten grondslag gelegd dat krachtens artikel 35 van de Zvw het Referentie Bestand Verzekerden Zorgverzekeringswet (hierna: RBVZ) in stand wordt gehouden, aan de hand waarvan nauwkeurig de verzekerde periode van elke verzekerde per verzekeraar kan worden bepaald, en dat het college deze verzekeringsduur gebruikt bij de voorlopige en definitieve vaststelling van bijdragen.
In het verweerschrift heeft het college toegelicht, samengevat weergegeven, dat het bij de herberekening en voorlopige vaststelling van de bijdrage voor het jaar 2007 voor het eerst, op basis van gegevens uit het RBVZ, een verzekerden-volgsysteem heeft gehanteerd, waarin een verzekerde op individueel niveau kan worden gevolgd en kan worden toegerekend aan de juiste verzekeraar, en dat het voornemens is deze verbeterde methode voor de herberekening van de bijdrage achteraf ook bij de definitieve vaststelling voor 2006 en bij toekomstige (voorlopige) vaststellingen te gebruiken. Het college stelt dat het op deze wijze de bijdrage zo nauwkeurige mogelijk op basis van het juiste aantal verzekerden herberekent en vaststelt. Daarbij heeft het college zich op het standpunt gesteld dat hem wat betreft de berekening van de hoogte van de bijdrage en de daarvoor te gebruiken methode geen beleidsvrijheid toekomt en dat, in dat licht bezien, de Beleidsregels 2007 alleen uitvoeringsregels zijn.
2.3. Zorg en Zekerheid betoogt in essentie dat het college bij de voorlopige herberekening ten onrechte de aantallen verzekerden wat de verdeelcriteria FKG's en DKG's betreft heeft gewogen naar verzekeringsduur. Zij voert aan dat in artikel 16 van de Beleidsregels 2007 niet is bepaald dat een dergelijke weging wordt gehanteerd. Zij stelt dat een dergelijke weging ook niet is gehanteerd bij de voorlopige vaststelling van de bijdrage voor 2006. Volgens Zorg en Zekerheid mocht zij er daarom op vertrouwen dat een dergelijke weging bij de voorlopige vaststelling niet zou worden gehanteerd. Zorg en Zekerheid stelt ten gevolge van die weging aanzienlijke schade te lijden, omdat zij relatief veel verzekerden in de categorieën FKG's en DKG's heeft en zij bij de vaststelling van de premie voor 2007 op 16 november 2006 geen rekening heeft gehouden met weging van de aantallen verzekerden in de categorieën FKG's en DKG's naar verzekeringsduur bij de herberekening van de bijdrage. Zorg en Zekerheid voert verder aan dat voorheen bij het vereveningsstelsel onder de Ziekenfondswet bij de berekening van de bijdrage wat betreft deze categorie verzekerden geen weging naar verzekeringsduur werd gehanteerd. Zij stelt dat sprake is van een wijziging van de berekeningsmethode en dat het college daarbij ten onrechte geen overgangsperiode in acht heeft genomen.
2.3.1. Paragraaf 4.2 van de Zvw bevat de wettelijke basis voor een stelsel van risicoverevening, met als doel zorgverzekeraars te compenseren voor het feit dat zij verzekerden met verschillende gezondheidsrisico's voor eenzelfde premie moeten verzekeren. De uiteindelijke bijdrage die zorgverzekeraars ontvangen hangt uitsluitend af van de gezondheidsrisico's van de verzekerden. Ingevolge artikel 32, derde lid, van de Zvw is bij het berekenen van de bijdrage in ieder geval het aantal verzekerden van de zorgverzekeraar en een aantal verzekerdenkenmerken van belang. Uit de artikelen 3.3 tot en met 3.8 van het Besluit valt af te leiden dat, afhankelijk van de aard van de ziektekosten, de verzekerdenkenmerken leeftijd, geslacht, woonregio, aard van het inkomen, farmaceutische kostengroepen (FKG's) en diagnose kostengroepen (DKG's) bij de berekening van de bijdrage in aanmerking moeten worden genomen. Volgens de memorie van toelichting bij artikel 32 van de Zvw leert de praktijk dat deze verzekerdenkenmerken, al dan niet in bepaalde combinaties, een goede indicatie geven van de verwachte schadelast die de verzekerden voor de verzekeraar zullen genereren.
Het college bepaalt voorafgaande aan een kalenderjaar de bijdrage voor iedere zorgverzekeraar en deelt deze vóór 1 november aan iedere zorgverzekeraar bij beschikking mee. Zoals ook is vermeld in de memorie van toelichting bij artikel 34 van de Zvw, kan het college bij die toekenning-vooraf geen rekening houden met het werkelijke aantal verzekerden en hun verzekerdenkenmerken, die een verzekeraar in het desbetreffende jaar heeft. Daarom is in artikel 34 van de Zvw bepaald dat het college de vooraf toegekende jaarlijkse bijdrage uiterlijk in het tweede jaar na het jaar waarvoor zij is gegeven, vaststelt en dat de vaststelling in ieder geval een herberekening van de bijdrage inhoudt op basis van het werkelijke aantal verzekerden en de werkelijke verdeling van de verzekerdenkenmerken over die verzekerden van een zorgverzekeraar in het jaar waarvoor de bijdrage is gegeven.
In artikel 35 van de Zwv is voorts bepaald dat het college de in dat artikel bedoelde gegevens verzamelt en administreert die noodzakelijk zijn voor de berekening van de aan de zorgverzekeraars toekomende bijdrage. Ingevolge artikel 3.8, derde lid, van het Besluit baseert het college de herberekening zo mogelijk op relevante gegevens over het betreffende jaar en in artikel 3.6, tweede en vierde lid, van de Regeling 2007 is bepaald dat het college bij de herberekening moet uitgaan van gerealiseerde verzekerdenaantallen onderscheidenlijk realisatiecijfers uit het jaar 2007.
Uit het vorenstaande leidt de Afdeling af dat de wetgever met de Zvw enerzijds heeft beoogd een zorgverzekeraar voorafgaande aan een kalenderjaar een geschatte bijdrage te verstrekken, waarmee deze bij de vaststelling van de premie voor dat kalenderjaar rekening kan houden, en de wetgever anderzijds achteraf, op basis van het werkelijke aantal verzekerden en de werkelijke verdeling van verzekerdenkenmerken over die verzekerden van een zorgverzekeraar, een zorgverzekeraar een herberekende bijdrage heeft willen verstrekken ter compensatie van de schadelast in dat kalenderjaar van die zorgverzekeraar. Dit betekent dat uit de systematiek van de Zvw, het daarop gebaseerde Besluit en de Regeling 2007, volgt dat het college de bijdrage achteraf zo nauwkeurig mogelijk, op basis van werkelijke aantallen verzekerden en de werkelijke verdeling van alle verzekerdenkenmerken over die verzekerden, moet herberekenen en vaststellen.
2.3.2. Zorg en Zekerheid heeft op zichzelf met juistheid aangevoerd dat in de Beleidsregels 2007 niet expliciet is vermeld dat DKG's en FKG's naar verzekeringsduur worden gewogen bij de herberekening en vaststelling van de bijdrage. Zij heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat zij daarom met die weging bij de vaststelling van de premie voor 2007 geen rekening heeft kunnen houden. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat Zorg en Zekerheid het bestaan van de RBVZ kende en dat zij bij de premievaststelling voor 2007 wel rekening heeft gehouden met weging naar verzekeringsduur voor andere verzekerdenkenmerken. Bij Zorg en Zekerheid was verder bekend dat de toegekende bijdrage-vooraf wordt gevolgd door een vaststelling van die bijdrage achteraf. Zij kon, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, weten dat de (voorlopige) vaststelling van de bijdrage is gebaseerd op een herberekening aan de hand van de werkelijke aantallen verzekerden en de werkelijke verdeling van verzekerdenkenmerken over die verzekerden in het jaar waarvoor de herberekening wordt uitgevoerd. Zorg en Zekerheid kon weliswaar enig gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen aan de Beleidsregels 2007, maar dit gaat niet zover dat het college de bijdrage voor 2007 in afwijking van de Zvw en de daarop gebaseerde regels mocht herberekenen en voorlopig vaststellen. Het college heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat hem bij de herberekening van de bijdrage geen beleidsvrijheid toekomt. Het college mocht daarom bij de herberekening van de bijdrage Zvw 2007 voor Zorg en Zekerheid niet een minder nauwkeurige berekeningsmethode hanteren dan het heeft gedaan. Het college heeft door deze handelwijze de bijdrage niet, zoals Zorg en Zekerheid ter zitting heeft betoogt, in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel voorlopig vastgesteld. Zorg en Zekerheid kon voorts geen gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen aan de omstandigheid dat voorheen, onder de systematiek van de Ziekenfondswet, wat betreft DKG's en FKG's geen weging naar verzekeringsduur werd gehanteerd, omdat met onder meer de invoering van de Zvw op 1 januari 2006 een geheel nieuwe wijze van bekostiging van de gezondheidszorg is ingevoerd.
De conclusie is dat het college bij de herberekening van de bijdrage Zvw 2007 voor Zorg en Zekerheid terecht, met gebruik van gegevens uit het RBVZ, voor alle verzekerden van Zorg en Zekerheid een weging naar verzekeringsduur heeft gehanteerd.
2.4. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Oranje
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2010
507.