ECLI:NL:RVS:2010:BL8648

Raad van State

Datum uitspraak
15 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200909522/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • J. Verbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Wilhelminasingel-Driesveldlaan in Weert

Op 12 oktober 2009 heeft de raad van de gemeente Weert het bestemmingsplan "Wilhelminasingel-Driesveldlaan" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft een verzoeker, wonend in de nabijheid van het plangebied, op 8 december 2009 beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 5 maart 2010 behandeld. Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van een nieuw gemeentehuis, commerciële ruimten, appartementen en een parkeergarage in het centrum van Weert. De verzoeker vreest dat de bouw van het gemeentehuis en het appartementencomplex zijn woon- en leefklimaat negatief zal beïnvloeden door schaduwhinder en aantasting van privacy. Hij verzoekt om schorsing van de bestemmingen "Centrum" en "Kantoor" in het plan.

De voorzitter overweegt dat de raad voldoende rekening heeft gehouden met de aanwijzing van een deel van het plangebied als beschermd stadsgezicht. De voorzitter stelt vast dat de kenmerken van het beschermde stadsgezicht zich niet in het plangebied voordoen en dat de raad zich heeft gebaseerd op een positief advies van de Commissie Cultuurhistorie. De voorzitter concludeert dat de extra schaduwhinder die de realisatie van het plan met zich meebrengt aanvaardbaar is, gezien de stedelijke context en de gebruikelijke bouwhoogtes in het gebied. De voorzitter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de raad in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan de algemene belangen van het plan dan aan de belangen van de verzoeker.

De beslissing om het verzoek af te wijzen is op 15 maart 2010 openbaar uitgesproken, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200909522/2/R3.
Datum uitspraak: 15 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Weert,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 oktober 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Wilhelminasingel-Driesveldlaan" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 december 2009, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 december 2009, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 5 maart 2010, waar [verzoeker], in persoon en bijgestaan door mr. M.B.Ph. Geeraedts, advocaat te 's-Hertogenbosch, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.J. Jans en ing. M.W. Arts, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een nieuw gemeentehuis, een complex met commerciële ruimten en appartementen, enkele woningen en een parkeergarage. Het plangebied ligt in het centrum van Weert op de hoek van de Wilhelminasingel en de Driesveldlaan.
2.3. [verzoeker], die naast het plangebied woont, verzoekt schorsing van de plandelen met de bestemming "Centrum"en "Kantoor". Hij voert aan dat de bouw van het gemeentehuis en het appartementencomplex zal leiden tot een aantasting van het beschermde stadsgezicht. De bouw van het appartementencomplex zal volgens hem voorts tot gevolg hebben dat zijn woon- en leefklimaat onevenredig wordt aangetast door schaduwhinder en aantasting van zijn privacy. Volgens [verzoeker] kunnen deze bezwaren worden weggenomen als het plandeel met de bestemming "Centrum" ongeveer 10 meter uit de rooilijn met de Wilhelminasingel wordt gelegd.
2.4. Een deel van het plangebied ligt binnen het door de raad aangewezen beschermde stadsgezicht ‘Binnenstad en uitlopers’. In het aanwijzingsbesluit staat dat het oorspronkelijke stratenpatroon nog steeds herkenbaar is en dat de bebouwing langs de historische wegen zich door de jaren heen steeds heeft vernieuwd tot wat er nu staat. Karakteristiek is naast het verloop van de historische rooilijn en de percelering vooral het nog vaak voorkomen van steegjes tussen de huizen om het veelal agrarisch gebruikte achterterrein te kunnen bereiken.
2.5. De raad stelt zich op het standpunt dat met de stedenbouwkundige opzet van het plan zoveel mogelijk wordt aangesloten op de kenmerken van het beschermde stadsgezicht. De locatie maakt geen onderdeel uit van de historische binnenstad van Weert. Een afwijking van de kleinschalige karakteristieken zoals die voorkomen binnen de singels en zijn beschreven voor het historisch gegroeide stedenbouwkundige weefsel is volgens de raad niet storend voor de waarde van het historische ensemble. Ten slotte wijst de raad erop dat de Commissie Cultuurhistorie, die op grond van de Monumentenverordening 2008 gehoord dient te worden, een positief advies over het bestemmingsplan heeft uitgebracht.
2.6. De voorzitter is van oordeel dat hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd over de afwijking van de karakteristieke percelering, de verkaveling en de situering van het appartementencomplex ten opzichte van het gemeentehuis, geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat hij voldoende rekening heeft gehouden met de aanwijzing van een deel van het plangebied als beschermd stadsgezicht. De voorzitter neemt daarbij in aanmerking dat de kenmerken van het beschermde stadsgezicht zich ook thans niet in het plangebied voordoen en dat [verzoeker] geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd waarom de raad zich niet mocht baseren op het positieve advies van de Commissie Cultuurhistorie over de gevolgen van het plan voor het beschermde stadsgezicht.
2.7. Niet in geschil is dat realisering van het plan zal leiden tot extra schaduw over en extra inkijk op het perceel van [verzoeker]. De raad heeft zich op basis van een namens hem opgestelde bezonningsstudie op het standpunt gesteld dat de extra schaduwhinder aanvaardbaar is. Hij heeft daarbij betrokken dat blijvende bezonning van een tuin gelegen in het centrum van een stad niet kan worden gegarandeerd. Voorts wordt door de kromming in de bebouwing en de oplopende hoogte van het appartementencomplex de privacy en de bezonning zoveel mogelijk gewaarborgd, aldus de raad.
2.8. [verzoeker] heeft ter onderbouwing van zijn bezwaar over de schaduwhinder het rapport "Bezonningsdiagrammen t.b.v. de woning aan de [locatie], gemeente Weert", opgesteld door Architectenbureau ir. Michel Koolen, van 25 augustus 2009, overgelegd.
2.9. De voorzitter overweegt dat het door [verzoeker] overgelegde bezonningsonderzoek een ongunstiger beeld schetst van de te verwachten schaduwhinder dan het onderzoek dat namens de raad is opgesteld. Ter zitting heeft de raad geen verklaring kunnen geven voor het verschil in beide onderzoeken. Hoewel de data en tijdstippen waarop de verwachte schaduwhinder is onderzocht in beide onderzoeken niet dezelfde zijn en het resultaat van de berekende schaduwhinder in beide onderzoeken vanuit een ander perspectief op het kaartmateriaal is weergegeven waardoor vergelijking van beide onderzoeken wordt bemoeilijkt, is de voorzitter er voorshands niet van overtuigd dat het door [verzoeker] overgelegde onderzoek geen representatief beeld geeft van de te verwachten schaduwhinder.
2.10. Ook indien wordt uitgegaan van het door [verzoeker] overgelegde onderzoek ziet de voorzitter echter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de afname van de bezonning van het perceel van [verzoeker] niet leidt tot een zodanig ernstige aantasting van het woongenot dat hij daaraan een doorslaggevend gewicht had moeten toekennen. Dit geldt evenzeer voor de afweging die de raad ten aanzien van de aantasting van de privacy heeft gemaakt. De voorzitter neemt daarbij in aanmerking dat de woning van [verzoeker] en het plangebied in het centrum van Weert liggen en dat de toegestane bouwhoogte, de bebouwingsdichtheid en de situering van de in het plangebied toegestane bebouwing ten opzichte van de bestaande bebouwing niet ongebruikelijk zijn in een stedelijke omgeving. Voorts wordt daarbij betrokken dat de raad ter zitting heeft onderbouwd dat het terugleggen van de bebouwingsgrens van het appartementencomplex zoals [verzoeker] voorstaat ten koste gaat van de stedenbouwkundige opzet van de bebouwing in het plangebied en van de financiële uitvoerbaarheid van het plan.
2.11. Gezien het voorgaande is de voorzitter voorshands van oordeel dat de raad bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan de algemene belangen die gemoeid zijn met de realisering van het plan dan aan het belang van [verzoeker] bij een andere, voor hem minder nadelige, invulling van het plangebied.
2.12. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Verbeek
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2010
388.