200909324/2/R1.
Datum uitspraak: 17 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
verzoeker,
de raad van de deelgemeente Hoek van Holland,
verweerder.
Bij besluit van 15 oktober 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Uitbreiding kerkgebouw Hoek van Holland" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 december 2009, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 februari 2010, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. J.M.S. Salomons, en de raad, vertegenwoordigd door mr. K.I. Siem, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de Protestantse gemeente Hoek van Holland, vertegenwoordigd door mr. G.J. van der Ziel, als partij gehoord.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan ziet op gronden op de hoek van de Prins Hendrikstraat en de Kleine Schoolstraat te Hoek van Holland. Het maakt verandering en vergroting van de dorpskerk aan de Prins Hendrikstraat 191 mogelijk.
2.3. [verzoeker] woont in de nabijheid van het plangebied aan de [locatie] en kan zich niet verenigen met het plan. [verzoeker] beoogt met zijn verzoek onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het plan te voorkomen.
2.4. Ter zitting is gebleken dat de Protestantse gemeente een aanvraag om bouwvergunning voor renovatie/uitbreiding van het bestaande kerkgebouw heeft ingediend. Gelet hierop is in zoverre sprake van een spoedeisend belang bij [verzoeker] en dient te worden onderzocht of er op grond van de aangevoerde bezwaren aanleiding bestaat een voorlopige voorziening te treffen.
2.5. [verzoeker] betoogt ten eerste dat het plan niet in een behoefte voorziet, gezien het teruglopend leden- en bezoekersaantal van de kerk.
2.5.1. De Protestante gemeente is thans gevestigd in de pleinkerk aan de Mahusstraat 170 en de dorpskerk aan de Prins Hendrikstraat 191. Vast staat dat de pleinkerk zal worden afgestoten en dat de kerkelijke activiteiten worden geconcentreerd in de dorpskerk. Verder heeft de Protestantse gemeente ter zitting naar het voorlopig oordeel van de voorzitter voldoende aannemelijk gemaakt dat de huidige dorpskerk niet meer aan de ruimtelijke eisen van de tijd voldoet. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de voorziene verandering ter plaatse in een behoefte voorziet.
2.6. [verzoeker] voert aan dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan niet is gewaarborgd, gelet op de zware financiële druk die het voorgenomen renovatie- /bouwproject op de kerkgemeente legt.
2.6.1. Ter zitting is door de Protestantse gemeente verklaard dat hoewel de begroting voor het bouwplan een tekort liet zien, het project kan worden gefinancierd uit de opbrengst van de verkoop van de pleinkerk en uit leningen en gelden verkregen door acties. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan slechts voorziet in een geringe uitbreiding van de reeds in 1926 opgerichte dorpskerk en dat er geen aanleiding bestaat om aan de financiële uitvoerbaarheid daarvan te twijfelen. Gelet op het voorgaande verwacht de voorzitter dat in de hoofdzaak zal worden geoordeeld dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat hetgeen met dit plan ten behoeve van de bestaande kerk mogelijk wordt gemaakt, financieel uitvoerbaar zal zijn.
2.7. [verzoeker] vreest voor niet kerkelijk gerelateerd gebruik en de daarbij volgens hem behorende overlast.
2.7.1. In het plan is aan de in geding zijnde grond de bestemming "Maatschappelijk" toegekend. Ingevolge artikel 3.1 van de planregels zijn de gronden daarmee bestemd voor maatschappelijke dienstverlening en aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen. Ingevolge artikel 1.23 van de planregels wordt onder maatschappelijke dienstverlening verstaan het verlenen van diensten in medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben, met uitzondering van een seksinrichting.
Het plan staat derhalve ter plaatse niet alleen religieuze, maar ook andere diensten toe. Naar de raad in dit verband stelt, is een bestemming voor alleen religieuze doeleinden te beperkend. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter zijn de regels niet zodanig ruim omschreven, dat de verwachting bestaat dat deze uit dien hoofde in de hoofdzaak tot vernietiging zullen leiden. Voor zover [verzoeker] vreest dat de beoogde uitbreiding zal worden gebruikt voor het organiseren van disco's en bruiloften en partijen, overweegt de voorzitter dat, daargelaten de vraag of deze activiteiten passen binnen de bestemming, de Protestantse gemeente ter zitting heeft verklaard dat verhuur van de kerkruimte voor dergelijke activiteiten niet zal plaatsvinden, aangezien hiervoor beroepspersoneel nodig is en zij uitsluitend werkt met vrijwilligers.
2.8. [verzoeker] voert aan dat het plan een ernstige aantasting van zijn woon- en leefklimaat met zich brengt.
2.8.1. De afstand tussen de woning van [verzoeker] en de grens van het plangebied bedraagt ongeveer 11 meter. Binnen het maatvoeringsvlak dat is gelegen naast de gronden van [verzoeker] wordt in het plan bebouwing mogelijk gemaakt met een maximale goothoogte van 6,5 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter. Op de gronden die grenzen aan de gronden van [verzoeker] staat thans het verenigingsgebouw Irene. Ter zitting is gebleken dat dit gebouw ongeveer 10 meter hoog is en dat het gebouw nagenoeg even groot is als het maatvoeringsvlak, waarbinnen bebouwing met een maximum goothoogte van 6,5 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter mag worden opgericht. Ten opzichte van de huidige situatie brengt het plan op de grens met het perceel van [verzoeker] derhalve geen grootschalige veranderingen met zich. Het plan voorziet wel in de ontwikkeling van opvulling van het thans nog onbebouwde middenterrein tussen de kerk en het verenigingsgebouw. Aannemelijk is geworden dat dit binnenterrein voor de woning van [verzoeker] grotendeels aan het zicht onttrokken wordt door het verenigingsgebouw. Gelet op het voorgaande is de voorzitter voorshands van oordeel de raad zich, mede gelet op het feit dat voor de opvulling een maximale bouwhoogte van 6 meter is toegestaan, in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan geen ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat van [verzoeker] met zich brengt.
De voorzitter acht het verder voorshands niet aannemelijk dat, mede gelet op de ligging van het plangebied in het centrum van Hoek van Holland, door de mogelijk gemaakte verandering een onaanvaardbare geluidsoverlast zal ontstaan.
2.9. [verzoeker] voert voorts aan dat ten gevolge van het plan groen zal verdwijnen en verkeers- en parkeeroverlast zal ontstaan.
2.9.1. Zoals onder 2.7.1. is overwogen laat het plan ter plaatse naast maatschappelijke dienstverlening ook groenvoorzieningen toe. Ter zitting is bovendien gebleken dat het thans nog onbebouwde middenterrein dat als gevolg van het plan kan worden overkapt, in de bestaande situatie al grotendeels is bestraat.
Ter zitting is voorts namens de raad verklaard dat in de omgeving van het plangebied voldoende parkeergelegenheid beschikbaar is. Gelet hierop alsmede op het feit dat door de Protestantse gemeente ter zitting is toegezegd vijf parkeerplaatsen op het terrein van de dorpskerk te zullen verwezenlijken en in ogenschouw genomen de ligging van het plangebied in het centrum van Hoek van Holland, heeft de raad in redelijkheid het standpunt kunnen innemen dat het plan niet tot ernstige parkeeroverlast leidt. Evenmin is op voorhand gebleken dat het plan verkeersproblemen met zich brengt.
2.10. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Nienhuis
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2010