ECLI:NL:RVS:2010:BL7839

Raad van State

Datum uitspraak
17 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200901884/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.W.L. Simons-Vinkx
  • S. Langeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Noordvork vastgesteld door de raad van de gemeente Aalsmeer

Op 22 januari 2009 heeft de raad van de gemeente Aalsmeer het bestemmingsplan "Noordvork" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben twee appellanten beroep ingesteld bij de Raad van State. De appellanten betogen dat hun gronden ten onrechte worden doorsneden door het wegtracé van de Noordvork, wat zou leiden tot waardevermindering van hun percelen en geluidoverlast. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 30 oktober 2009, waarbij beide appellanten en de raad vertegenwoordigd waren. Na het sluiten van het onderzoek ter zitting is het onderzoek heropend, waarna de raad nadere inlichtingen heeft gegeven.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat het plan voorziet in een wegtracé dat de verkeersproblematiek in de regio moet verhelpen. De appellanten hebben aangevoerd dat de aanleg van de Noordvork hun woon- en leefklimaat onevenredig aantast, maar de Afdeling concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De geluidsoverlast van de Noordvork overschrijdt niet de wettelijke normen en de raad heeft aangegeven dat er een onteigeningstraject is opgestart voor de gronden die door het tracé worden geraakt.

De Afdeling verklaart de beroepen van de appellanten ongegrond en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 17 maart 2010.

Uitspraak

200901884/1/R3.
Datum uitspraak: 17 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellanten sub 2], beiden wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Aalsmeer,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 januari 2009 heeft de raad van de gemeente Aalsmeer (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Noordvork" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 2] (hierna tezamen in enkelvoud: [appellant sub 2]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 april 2009, en [appellant sub 1], bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 maart 2009, beroep ingesteld. [appellant sub 1] heeft de gronden van het beroep aangevuld bij brief van 4 juli 2009.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft de raad een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant sub 2] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 oktober 2009, waar [appellant sub 2] en [appellant sub 1] in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door drs. E. van der Klis en drs. H.P. van den Ven, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend. Bij brief van 26 november 2009 heeft de raad op verzoek van de Afdeling nadere inlichtingen gegeven. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Met toestemming van partijen is afgezien van een hernieuwde behandeling ter zitting.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in het wegtracé 'Noordvork' in de Stommeerpolder, tussen de kruising van de Stommeerkade met de Aalsmeerderweg en de Ophelialaan en de kruising van de Stommeerkade met de Burgemeester Kasteleinweg (N201).
2.2. Voor zover het beroep van [appellant sub 2] is gericht tegen het realiseren van een sloot achter zijn woning [locatie], overweegt de Afdeling dat deze sloot niet met het onderhavige plan mogelijk wordt gemaakt. Het beroep mist in zoverre feitelijke grondslag.
2.2.1. [appellant sub 2] en [appellant sub 1] voeren aan dat hun gronden ten onrechte worden doorsneden door het wegtracé. Volgens [appellant sub 1] leidt de doorsnijding tot waardevermindering van zijn perceel en de sloop van een kas. Voorts vreest [appellant sub 1] geluidoverlast van het wegtracé te ondervinden, en leidt het plan, naar hij stelt, tot verlies van zijn vrije uitzicht. [appellant sub 2] betoogt dat zijn onderhandelingspositie bij de verkoop van zijn bedrijf ongunstig wordt beïnvloed vanwege de Noordvork. Hij stelt zich op het standpunt dat met de Noordvork ten onrechte wordt vooruitgelopen op de ontwikkeling van de gehele Stommeerpolder.
2.2.2. Blijkens de plantoelichting wordt gewerkt aan de omlegging van het tracé van de N201 tussen Hoofddorp en Amstelhoek vanwege de verkeersproblematiek van het huidige tracé. Hierbij is de doelstelling het oude tracé af te waarderen zodat de verkeersintensiteiten in Aalsmeer afnemen. Dit houdt de realisatie in van een nieuwe verkeersstructuur rondom de kern van Aalsmeer. Een belangrijk onderdeel daarvan is het aanbrengen van een verbindende schakel tussen het dorp en de nieuwe N201. Dit is de zogenaamde Noordvork. Door de Noordvork zal volgens de plantoelichting het centrum van Aalsmeer beter worden ontsloten. Daarnaast is in de plantoelichting vermeld dat de Noordvork een belangrijke functie heeft als wijkontsluitingsweg voor de toekomstige woonwijk Polderzoom die in het gebied de Stommeerpolder tot ontwikkeling zal worden gebracht. Omdat de aanleg van de Noordvork een voorwaarde is voor het afwaarderen van het huidige tracé van de N201, terwijl de ontwikkeling van voormelde toekomstige woonwijk zich nog in een beginstadium bevindt, heeft de raad ervoor gekozen om de Noordvork te regelen in een apart bestemmingsplan dat alleen hierop betrekking heeft. De Afdeling acht dit niet onredelijk.
2.2.3. Naar de geluidsbelasting van de Noordvork is akoestisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport van 1 september 2008. De conclusies van het onderzoek zijn opgenomen in de plantoelichting. Hieruit volgt dat het verkeerslawaai ter plaatse van de woning van [appellant sub 1] de ingevolge de Wet geluidhinder ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege de Noordvork van 48 dB niet overschrijdt. Ook anderszins wordt geen aanknopingspunt gezien voor het oordeel dat de Noordvork zal leiden tot onaanvaardbare geluidoverlast. Wat betreft de door [appellant sub 1] gevreesde aantasting van zijn vrije uitzicht wordt overwogen dat momenteel bebouwing aanwezig is op zijn perceel en op de naastgelegen percelen. Voorts blijkt uit de stukken dat de Noordvork op een afstand van ongeveer 55 meter van de woning van [appellant sub 1] komt te liggen.
Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in het door [appellant sub 1] gestelde geen aanleiding voor het oordeel dat de aanleg van de Noordvork zal leiden tot een onevenredige aantasting van zijn woon- en leefklimaat.
Voorts is de Afdeling van oordeel dat gelet op hetgeen in de plantoelichting is vermeld en het verhandelde ter zitting de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat met de aanleg van de Noordvork een zwaarwegend maatschappelijk belang wordt gediend. Hieraan heeft de raad in redelijkheid een groter belang kunnen toekennen dan aan de belangen van [appellant sub 2] en [appellant sub 1] bij het handhaven van de bestaande situatie waarin hun percelen niet worden doorsneden. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat de raad in zijn schriftelijke uiteenzetting en ter zitting heeft aangegeven dat wordt gepoogd om alle gronden van [appellant sub 2] en [appellant sub 1] te verwerven, waarbij de raad als uitgangspunt hanteert volledige schadeloosstelling als bedoeld in de Onteigeningswet. Voor het gedeelte van de gronden van [appellant sub 2] en [appellant sub 1] waarop het tracé van de Noordvork is voorzien, is reeds een onteigeningstraject opgestart.
2.2.4. De conclusie is dat hetgeen [appellant sub 2] en [appellant sub 1] hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
De beroepen [appellant sub 2] en [appellant sub 1] zijn ongegrond.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinkx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Langeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2010
399-618.