ECLI:NL:RVS:2010:BL7742

Raad van State

Datum uitspraak
17 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200907011/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling geschiktheid rijbewijs met geografische beperking

In deze zaak gaat het om de geschiktheid van een appellant voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën C, E bij C, D en E bij D, met de beperking 'alleen rijden binnen Nederland'. De stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) had op 8 februari 2008 besloten dat de appellant geschikt was, maar met de genoemde beperking. Dit besluit werd door het CBR op 8 mei 2008 gehandhaafd na bezwaar van de appellant. De rechtbank Middelburg verklaarde het beroep van de appellant op 30 juli 2009 ongegrond, waarna de appellant hoger beroep instelde bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak op 17 februari 2010 behandeld. De appellant betoogde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat het CBR hem terecht een verklaring van geschiktheid met de beperking had toegekend. Hij stelde dat de wet- en regelgeving onvoldoende rekening hield met zijn specifieke situatie, waarbij zijn andere oog de functie van het mindere oog had overgenomen. De rechtbank oordeelde echter dat het CBR zich aan de geldende geschiktheidseisen moest houden en dat de appellant niet voldeed aan de eisen zoals gesteld in de bijlage van het Reglement rijbewijzen.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het CBR niet vrij stond om af te wijken van de geschiktheidseisen. De appellant voldeed niet aan de eisen voor een onbeperkt rijbewijs, ondanks zijn argumenten over zijn lange rijervaring en de noodzaak van het rijbewijs voor zijn werk. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200907011/1/H3.
Datum uitspraak: 17 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Tholen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 30 juli 2009 in zaak
nr. 08/543 in het geding tussen:
appellant
en
de stichting Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 februari 2008 heeft de stichting Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: het CBR) [appellant] geschikt geacht voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën C, E bij C, D en E bij D met de beperking "alleen rijden binnen Nederland".
Bij besluit van 8 mei 2008 heeft het CBR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 juli 2009, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 september 2009, hoger beroep ingesteld.
Het CBR heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 februari 2010, waar [appellant], in persoon, en het CBR, vertegenwoordigd door mr. M.C.A. van den Hil-van Vliet, werkzaam bij het CBR, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 19 van het Reglement rijbewijzen (hierna: het Reglement) wordt aan de aanvrager van een rijbewijs, die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van geschiktheid slechts een motorrijtuig kan besturen binnen een geografisch beperkt gebied, een rijbewijs afgegeven dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen binnen dat gebied. In het rijbewijs is deze beperking aangeduid met een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.
Ingevolge artikel 97, eerste lid, zoals deze bepaling luidde ten tijde van belang en voor zover thans van belang, worden verklaringen van geschiktheid door het CBR in het rijbewijzenregister geregistreerd ten behoeve van een ieder die voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen.
Ingevolge artikel 103, eerste lid, registreert het CBR, indien de aanvrager naar het oordeel van het CBR voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen ten aanzien van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager voor die categorie of categorieën een verklaring van geschiktheid.
Ingevolge het vijfde lid registreert het CBR, indien de aanvrager naar het oordeel van het CBR aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, slechts voldoet indien hij het motorrijtuig bestuurt binnen een geografisch beperkt gebied, dat gebied in het rijbewijzenregister door middel van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.
Ingevolge artikel 1 van de Regeling eisen geschiktheid 2000 (hierna: de Regeling) wordt verstaan onder:
a. groep 1: bestuurders van motorrijtuigen van de categorieën A, B en B+E;
b. groep 2: bestuurders van motorrijtuigen van de categorieën C, C+E, D en D+E.
Ingevolge artikel 2 worden de eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage (hierna: de bijlage).
In de bijlage, zoals deze luidde ten tijde van belang, zijn in hoofdstuk 3 "Stoornissen van het gezichtsorgaan" de eisen aan de geschiktheid gegeven voor het gezichtsorgaan.
In paragraaf 3.2.1. "Gecorrigeerde visus" is onder b, voor zover thans van belang, voor groep 2 bepaald dat de visus van het beste oog, eventueel gecorrigeerd, ten minste 0,8 dient te bedragen en van het minder goede oog, eventueel gecorrigeerd, ten minste 0,5. Indien de waarden 0,8 en 0,5 met een optische correctie worden bereikt, dient de ongecorrigeerde visus van ieder oog niet minder dan 0,05 te bedragen.
In paragraaf 3.4. "Verlies van een oog" is bepaald dat ongeschiktheid voor het besturen van een motorrijtuig optreedt bij plotseling verlies van (het gebruik van) één oog, dus ook bij storende diplopie waarbij afdekken van één oog noodzakelijk is. De betrokkene kan na een aanpassingsperiode van ten minste drie maanden weer geschikt worden verklaard voor rijbewijzen van groep 1. In uitzonderingsgevallen (zie artikel 19 van het Reglement rijbewijzen) kan een persoon na genoemde aanpassingsperiode, na keuring en mede op grond van een rijtest afgenomen door een deskundige van het CBR (zie paragraaf 3.5), weer geschikt worden verklaard voor een geografisch beperkt rijbewijs van groep 2.
2.2. Niet in geschil is dat de visus van het linkeroog van [appellant] 0,05 bedraagt ten gevolge van amblyopie, de visus van zijn rechteroog 1,0 en die van beide ogen tezamen 1,0.
2.3. Aan het in bezwaar gehandhaafde besluit om [appellant] geschikt te achten voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën C, E bij C, D en E bij D met de beperking "alleen rijden binnen Nederland", heeft het CBR ten grondslag gelegd dat [appellant] niet voldoet aan de eisen in paragraaf 3.2.1 van de bijlage.
Volgens het CBR komt [appellant] op grond van paragraaf 3.4. van de bijlage, gelezen in samenhang met artikel 19 van het Reglement, alleen in aanmerking voor een rijbewijs van groep 2 met een geografische beperking. Het CBR is er bij de besluitvorming vanuit gegaan dat [appellant] zijn linkeroog niet kan gebruiken.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat het CBR hem terecht een verklaring van geschiktheid met de beperking "alleen rijden binnen Nederland" heeft toegekend, er ten onrechte aan is voorbijgegaan dat in de van toepassing zijnde wet- en regelgeving onvoldoende rekening is gehouden met een situatie als de zijne, te weten een oogprobleem vanaf de geboorte, waarbij het andere oog de functie van het mindere oog heeft overgenomen. Zijn perifere gezichtsveld is volgens zijn oogarts volledig normaal. Hij wijst er voorts op dat hij al tweeënveertig jaar zonder problemen zijn rijbewijs bezit en het rijbewijs nodig heeft voor zijn bedrijfsuitoefening.
2.5. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de bijlage als algemeen verbindend voorschrift dient te worden aangemerkt en dat het het CBR niet vrij stond hiervan af te wijken. Vaststaat dat [appellant] niet voldoet aan de eisen zoals gesteld in paragraaf 3.2.1, onder b, van de bijlage, waardoor hij op grond van deze paragraaf niet onbeperkt geschikt kan worden geacht voor het besturen van motorrijtuigen van groep 2. Dat hij de oogaandoening vanaf zijn geboorte heeft en zijn perifere gezichtsveld volledig normaal is, heeft de rechtbank, nu het het CBR niet vrij staat om af te wijken van de van toepassing zijnde geschiktheidseisen, terecht niet van belang geacht. Dat geldt eveneens voor de omstandigheid dat [appellant] al jarenlang zonder problemen zijn rijbewijs bezit en beroepshalve belang heeft bij het rijbewijs, omdat, wat daar verder ook van zij, de van toepassing zijnde wet- en regelgeving het CBR evenmin ruimte biedt op die gronden een verklaring van geschiktheid zonder geografische beperking te registreren.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Altena w.g. De Leeuw-van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2010
97-597.