200906052/1/H2.
Datum uitspraak: 10 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellante sub 2], gevestigd te [plaats],
3. [appellante sub 3], gevestigd te [plaats],
4. [appellante sub 4], gevestigd te [plaats],
5. [appellante sub 5], gevestigd te [plaats],
6. [appellanten sub 6], allen wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 30 juni 2009 in zaken nrs. 08/1577, 08/1593, 08/1635, 08/1974, 08/2159, 08/2161, 08/2276, 08/2277 en 08/2361 in de gedingen tussen:
appellanten, [wederpartij A], [wederpartij B], en [wederpartij C]
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Bij onderscheiden besluiten van 1 oktober 2007, 22 oktober 2007, 14 november 2007, 26 november 2007, 21 januari 2008 en 24 juni 2008 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: de minister) aanvragen van [appellant sub 1], [appellante sub 4], [appellante sub 3], [appellante sub 5], [appellante sub 2] en [appellanten sub 6] (hierna: appellanten) voor een subsidie voor de aanschaf van afstaartmachines voor bol- en knolgewassen, afgewezen.
Bij onderscheiden besluiten van 15 april 2008 heeft de minister de door appellanten sub 1 tot en met 5 daartegen gemaakte bezwaren deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard.
Bij brief van 30 juli 2008 hebben appellanten sub 6 de minister verzocht het door hen bij brief van 28 juli 2008 tegen het besluit van 24 juni 2008 gemaakte bezwaar rechtstreeks te zenden aan de rechtbank teneinde het gezamenlijk met de door appellanten sub 1 tot en met 5 tegen de besluiten van 15 april 2008 ingestelde beroepen te behandelen.
Bij brief van 1 augustus 2008 heeft het college het bezwaarschrift van appellanten sub 6 met toepassing van artikel 7:1a, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) doorgezonden naar de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank).
Bij uitspraak van 30 juni 2009, verzonden op 3 juli 2009, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, de door appellanten sub 1 tot en met 5 tegen de besluiten van 15 april 2008 ingestelde beroepen gegrond verklaard, die besluiten vernietigd, bepaald dat de rechtsgevolgen van die besluiten geheel in stand blijven en het door appellant sub 6 tegen het besluit van 24 juni 2008 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 augustus 2009, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 februari 2010, waar appellanten, vertegenwoordigd door B.M.T.M. Brus, werkzaam bij Alfa Subsidieadviseurs te Wageningen, is verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 2, aanhef en onder b, van de Kaderwet SZW-subsidies kan de minister subsidies verstrekken voor activiteiten welke passen in het arbeidsomstandighedenbeleid.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a en i, voor zover thans van belang, kunnen onverminderd hoofdstuk 3 van de Financiële-verhoudingswet bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling terzake van de verstrekking van subsidie regels worden gesteld met betrekking tot de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt en andere criteria voor de verstrekking van subsidie.
Ingevolge artikel 4 verstrekt de minister slechts subsidie op grond van een algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling als bedoeld in artikel 3, tenzij het een subsidie betreft:
a. als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht of
b. waarvan de voorgenomen verstrekking tevoren is meegedeeld aan de beide Kamers der Staten-Generaal.
2.2. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder b, van de SZW-subsidieregeling financiële ondersteuning arbeidsmiddelen (Stcrt. 2004, 233, pag. 12), zoals gewijzigd bij regelingen van 12 december 2005 (Stcrt. 2005, 246, pag. 34) en 15 december 2006 (Stcrt. 2006, nr. 252, pag. 20) (hierna: de subsidieregeling) wordt in deze regeling verstaan onder arbeidsmiddelen: arbeidsmiddelen die zijn opgenomen in bijlage I bij deze regeling.
Ingevolge artikel 2 kan de minister met inachtneming van de artikelen 3 tot en met 6, op aanvraag subsidie verstrekken voor arbeidsmiddelen die door de subsidieaanvrager bedrijfsmatig worden gebruikt
Ingevolge artikel 3, eerste lid, kan er subsidie worden verstrekt voor de aanschafkosten van arbeidsmiddelen die op de factuurdatum zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling.
In bijlage I bij artikel 3, zoals vastgesteld bij regelingen van 15 december 2006 (Stcrt. 2006, nr. 252, pag. 20; hierna: de Farbo-lijst 2007), is het arbeidsmiddel F 351 Afstaartmachine voor bol- en knolgewassen opgenomen. Dit arbeidsmiddel is bestemd voor het met geringe fysieke inspanning automatisch inkorten of verwijderen van staarten en/of wortelpruiken van bol- en knolgewassen zoals uien, bieten, radijs en bloembollen, bestaande uit:
- frame met automatische gewasdoorvoer;
- geluidsomkasting rondom het gehele frame met gewasdoorvoer;
- afvaltransport-inrichting tot buitenkant van het frame;
- (eventueel) stofafzuiging
2.3. De minister heeft aan de afwijzingen van de aanvragen, voor zover thans van belang, ten grondslag gelegd dat de door appellanten aangemelde arbeidsmiddelen van het type Aquagrader niet overeenkomen met de omschrijving van het arbeidsmiddel F 351 / Afstaartmachine voor bol- en knolgewassen op de Farbo-lijst 2007, aangezien de aangemelde arbeidsmiddelen geen geluidsomkasting rondom het gehele frame met gewasdoorvoer hebben.
2.4. De rechtbank is terecht tot het oordeel gekomen dat de besluiten van 15 april 2008 dienen te worden vernietigd aangezien de minister weliswaar terecht heeft vastgesteld dat de subsidieregeling een algemeen verbindend voorschrift is, doch er kennelijk aan heeft voorbijgezien dat de Awb noch enige andere rechtsregel er aan in de weg staat dat een bestuursorgaan bij het nemen van een besluit op bezwaar tegen een daarvoor vatbaar besluit beoordeelt of een niet door de formele wetgever gegeven algemeen verbindend voorschrift tot toepassing waarvan het besluit mede strekt, verbindend is. De beslissing van de rechtbank om de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand te laten verstaat de Afdeling derhalve aldus, dat de weigering van de subsidie bij besluiten van 1 oktober 2007, 22 oktober 2007, 14 november 2007, 26 november 2007, 21 januari 2008 en 24 juni 2008 in stand wordt gelaten.
2.5. Appellanten betogen, voor zover thans van belang, dat, samengevat weergegeven, de rechtbank, ten onrechte heeft overwogen dat de minister is gebonden aan de criteria zoals die voor subsidieverstrekking in de subsidieregeling zijn opgenomen en zich derhalve terecht op het standpunt heeft gesteld dat aanschafkosten voor de door hen aangeschafte arbeidsmiddelen van het type Aquagrader niet voor subsidiëring aan aanmerking komen, aangezien arbeidsmiddelen van dit type niet voldoen aan de in de Farbo-lijst 2007 opgenomen criteria. Volgens appellanten is het ontbreken van de algehele geluidsomkasting ten onrechte als dwingende eis geïnterpreteerd en voldoet de Aquagrader zelfs beter aan het doel van de subsidieregeling, te weten het verminderen van arbeidsbelasting door onder meer het vermijden van geluidshinder. Een redelijke uitleg van de subsidieregeling en de bijbehorende Farbo-lijst 2007 brengt volgens appellanten dan ook mee dat de aangemelde arbeidsmiddelen voor subsidiëring in aanmerking komen.
De minister is zich op het standpunt blijven stellen dat het arbeidsmiddel, voor de aanschafkosten waarvan subsidie is gevraagd, niet subsidiabel is, omdat het niet is voorzien van een geluidsomkasting rondom het gehele frame met gewasdoorvoer en aldus niet voldoet aan de omschrijving van het, wel subsidiabele, arbeidsmiddel als omschreven in de Farbo-lijst 2007, onder F351. De omschrijving van het arbeidsmiddel, noch de subsidieregeling zelf bieden de ruimte om van de omschrijving af te wijken, aldus de minister.
2.5.1. Tussen partijen is niet in geschil dat de arbeidsmiddelen van het type Aquagrader, voor de aanschaf waarvan appellanten subsidie hebben aangevraagd, geen geluidsomkasting rondom het gehele frame met gewasdoorvoer hebben en derhalve niet voldoen aan de omschrijving van het arbeidsmiddel in de Farbo-lijst 2007, onder F 351.
2.5.2. Ter beantwoording van de vraag of in dit geval de enkele omstandigheid dat de arbeidsmiddelen van het type Aquagrader, geen geluidsomkasting rondom het gehele frame met gewasdoorvoer hebben, een valide motivering oplevert om de gevraagde subsidie voor de aanschaf van die arbeidsmiddelen, te weigeren, is het volgende van belang.
De Farbo-lijst 2007 is, net als die van 2005 en 2006, verdeeld in drie categorieën arbeidsmiddelen, te weten investeringen ter voorkoming/vermindering van de blootstelling aan toxische en andere stoffen, investeringen ter voorkoming/vermindering van de blootstelling aan lawaai en investeringen ter voorkoming/ vermindering van de blootstelling aan fysieke belasting. In de Farbo-lijst 2007 is de afstaartmachine voor bol- en knolgewassen onder nummer F 351 opgenomen in de categorie investeringen ter voorkoming/vermindering van de blootstelling aan fysieke belasting. Datzelfde arbeidsmiddel was - eveneens onder nummer F 351 - onder de benaming 'groente-afstaartmachine' in de Farbo-lijsten voor 2005 en 2006 in diezelfde categorie opgenomen. Blijkens de omschrijving van het arbeidsmiddel in de Farbo-lijsten 2005 en 2006 werd toen niet de eis gesteld van een geluidsomkasting rondom het gehele frame met gewasdoorvoer. Dit vereiste is voor het eerst opgenomen in de Farbo-lijst 2007. Hierbij is van belang dat het betreffende arbeidsmiddel daarbij niet is verplaatst naar één van de andere categorieën van de Farbo-lijst, maar gehandhaafd bleef in de categorie investeringen ter voorkoming/vermindering van de blootstelling aan fysieke belasting. Hieraan dient de conclusie te worden verbonden dat dit laatste aspect bij de omschrijving van meerbedoeld arbeidsmiddel ook in de Farbo-lijst 2007 de belangrijkste rol moest blijven spelen.
Appellanten hebben in bezwaar en beroep uiteengezet dat de arbeidsmiddelen van het type Aquagrader, waar het hier om gaat, rondom de geluidproducerende elektromotor zijn voorzien van een geluidsomkasting en voor het overige, door gebruik van nieuwe technieken, geen geluid produceren, zodat geluidsomkasting rondom het gehele frame met gewasdoorvoer niet functioneel is. De minister, die zich ter zitting niet heeft doen vertegenwoordigen, heeft dit in de procedure onweersproken gelaten. Als vaststaand kan derhalve worden aangenomen dat de arbeidsmiddelen van het type Aquagrader ook op het punt van geluidsreductie passen binnen het streven om schadelijke productieprocessen- en technieken terug te dringen en daarmee een beschermingsniveau bieden dat gelijkwaardig is aan het met de subsidieregeling beoogde te waarborgen niveau. Gelet hierop, en geplaatst tegen de achtergrond van de plaats op de Farbo-lijst 2007, brengt een redelijke uitleg van de omschrijving van het arbeidsmiddel F 351 op die lijst met zich dat het enkele feit dat de desbetreffende arbeidsmiddelen niet zijn voorzien van een geluidsomkasting rondom het gehele frame niet een deugdelijk argument oplevert om de aanvraag van appellanten af te wijzen. De in beroep bestreden besluiten berusten hierdoor niet op een deugdelijke motivering en de besluiten van 1 oktober 2007, 22 oktober 2007, 14 november 2007, 26 november 2007 en 21 januari 2008 zijn derhalve genomen in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb en het besluit van 24 juni 2008 in strijd met artikel 3:46 van de Awb. De rechtbank heeft dat niet onderkend.
2.6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover daarbij de rechtsgevolgen van de besluiten van 15 april 2008 in stand zijn gelaten en het beroep van appellanten sub 6 ongegrond is verklaard. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van appellanten sub 6 tegen het besluit van 24 juni 2008 alsnog gegrond verklaren en dat besluit vernietigen.
2.7. De minister dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 30 juni 2009 in zaken nrs. 08/1577, 08/1593, 08/1635, 08/1974, 08/2159, 08/2276, 08/2161, 08/2277 en 08/2361, voor zover daarbij de rechtsgevolgen van de besluiten van 15 april 2008 in stand zijn gelaten en het door appellanten sub 6 ingestelde beroep ongegrond is verklaard;
III. verklaart de bij de rechtbank door appellanten sub 6 ingestelde beroep gegrond;
IV. veroordeelt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
V. gelast dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan appellanten sub 6 het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) voor de behandeling van het beroep vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
VI. gelast dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan appellanten het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 447,00 (zegge: vierhonderdzevenenveertig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. R.R. Winter en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Wieland, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Wieland
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2010