200907569/2/R3.
Datum uitspraak: 4 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de stichting Stichting tot behoud natuurwaarden Konijnenkamp Engelanderenk en Spelderholt, gevestigd te Beekbergen, gemeente Apeldoorn, en anderen,
verzoekers,
de raad van de gemeente Apeldoorn,
verweerder.
Bij besluit van 9 juli 2009, no. 65-2009, heeft de raad van de gemeente Apeldoorn (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Spelderholt-Riant" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben de stichting Stichting tot behoud natuurwaarden Konijnenkamp Engelanderenk en Spelderholt (hierna: de SBNE) en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 september 2009, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 september 2009, hebben de SBNE en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De SBNE en anderen en [partij] hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek, tezamen met zaak nr.
200908519/1/R2, ter zitting behandeld op 8 februari 2010, waar de SBNE en anderen, vertegenwoordigd door L. Pronk en G.J. Schut, en de raad, vertegenwoordigd door drs. G.W. den Besten, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting als partij gehoord [partij], vertegenwoordigd door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, [en gemachtigden].
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. De raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep voor zover ingediend door de SBNE betwist, omdat naar zijn mening alle activiteiten van de stichting directe proceshandelingen betreffen of daarmee verband houden.
De voorzitter overweegt dat zowel het verzoekschrift als het beroepschrift tevens namens enkele direct omwonenden van het plangebied zijn ingediend zodat de voorzitter voorshands, ongeacht de vraag of het beroep voor zover ingediend door de SBNE in de bodemprocedure ontvankelijk zal worden geacht, geen reden ziet af te zien van een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
2.3. Het plan voorziet in de verplaatsing van manege Riant van de Bruggelerweg 4 te Beekbergen naar het verderop gelegen landgoed Spelderholt te Beekbergen, direct grenzend aan het Natura 2000-gebied de Veluwe. Op de huidige locatie wordt onder meer voorzien in de bouw van een viertal woningen. Op de nieuw voorziene locatie wordt naast de manege voorzien in de bouw van elf villa's, twintig appartementen en een woning. Daartoe dienen eerst een aantal gebouwen van het voormalig Instituut voor Pluimvee-onderzoek en een voormalige nertsenfokkerij te worden gesloopt.
2.4. De SBNE en anderen voeren onder meer aan dat in de aan het plan ten grondslag gelegde Natuurtoets van Arcadis ten onrechte geen rekening is gehouden met een perceel droge heide gelegen aan de zuidzijde van de nieuwe locatie. Volgens een in opdracht van de SBNE en anderen opgesteld tegenrapport van Faunaconsult is niet uit te sluiten dat op het perceel droge heide significante negatieve effecten zullen optreden als gevolg van de ammoniakdepositie van de manege, zodat de raad een passende beoordeling had moeten opstellen.
2.5. Ingevolge artikel 19j, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998), voor zover hier van belang, houdt een bestuursorgaan bij het nemen van een besluit tot het vaststellen van een plan dat, gelet op de instandhoudingsdoelstelling voor een Natura 2000-gebied, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in dat gebied kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, ongeacht de beperkingen die ter zake in het wettelijk voorschrift waarop het berust zijn gesteld, rekening met de gevolgen die het plan kan hebben voor het gebied.
Ingevolge artikel 19j, tweede lid, van de Nbw 1998, maakt het bestuursorgaan voor plannen als bedoeld in het eerste lid, die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000-gebied maar die afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, alvorens het plan vast te stellen een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied.
2.6. Ter zitting is van de zijde van de raad aangegeven dat inmiddels feitelijke aanvragen voor bouwvergunningen klaarliggen om bij afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening te worden ingediend en vervolgens verleend, zodra het plan rechtskracht zal hebben verkregen. Gelet hierop acht de voorzitter een spoedeisend belang aanwezig.
2.7. Op 2 maart 2009 is in opdracht van de raad ten behoeve van het plan door Arcadis onderzoek gedaan naar de voorgenomen herontwikkeling van het plangebied waarin is bekeken of deze ontwikkeling in overeenstemming kan worden gebracht met de beschermingskaders van het aangrenzende Natura 2000-gebied de Veluwe en de Ecologische Hoofdstructuur. De conclusie van het onderzoek, voor zover van belang, is dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen per saldo een positief effect hebben voor de habitattypen die worden beschermd in het Natura 2000-gebied. In reactie op het rapport van Arcadis is in opdracht van de SBNE en anderen door Faunaconsult in juli 2009 een tegenrapport opgesteld. Faunaconsult komt, voor zover thans van belang, tot de conclusie dat op minder dan 250 meter van de beoogde nieuwe locatie zich een perceel droge heide bevindt welk perceel ligt in het Natura 2000-gebied en als kwalificerende habitat dient te worden aangemerkt. Faunaconsult stelt dat dit perceel ten onrechte niet in de beoordeling van Arcadis is meegenomen en dat gelet op de ammoniakdepositie die ter plaatse zal optreden sprake is van een significante aantasting van het perceel droge heide. Door Arcadis is naar aanleiding van het rapport van Faunaconsult op 8 september 2009 een notitie uitgebracht, ingebracht door de raad. Arcadis stelt dat bij het onderzoek is uitgegaan van een door de provincie verstrekte habitattypenkaart, daterend van 10 februari 2009, waarop het desbetreffende perceel niet was opgenomen maar dat de drempelwaarde voor de stikstofdepositie op dit perceel niet wordt overschreden. Vervolgens is door [partij] een nadere notitie van Arcadis ingebracht, daterend van 7 januari 2010. In deze notitie is met betrekking tot het perceel droge heide gesteld dat ondanks de eerdere aanwezigheid van het pluimvee-instituut en een nertsenfokkerij en ondanks een te hoge achtergronddepositie, de kwaliteit van het perceel erg goed is. Voorts stelt Arcadis dat een kleine verhoging van de depositie als gevolg van de manege wegvalt tegen de wisselingen in de depositie als gevolg van weersinvloeden en ook dat de lokale depositie erg kan afwijken van die volgens landelijke modellen. Ter zitting is door SBNE en anderen aangegeven dat zij naar aanleiding van de laatstgenoemde notitie van Arcadis nader onderzoek naar de gevolgen op het gebied wenselijk acht.
2.8. De voorzitter constateert dat het door de SBNE ingebrachte rapport, opgesteld door een ter zake kundig ecologisch onderzoeksbureau, het onderzoek van Arcadis tegenspreekt met betrekking tot de gevolgen die het plan kan hebben voor het Natura 2000-gebied en in het bijzonder het kwetsbare perceel droge heide. Een inhoudelijke beoordeling op dit punt vergt naar het oordeel van de voorzitter nader onderzoek waarvoor deze procedure zich niet leent.
Ter zitting is voorts gebleken dat het voornemen bestaat bij het college van gedeputeerde staten van Gelderland om de ten behoeve van het plan verleende vergunning op grond van de Nbw 1998 voor onder meer het verplaatsen van manege Riant van Bruggelerweg 4 te Beekbergen naar Spelderholt te Beekbergen, te herroepen. Op grond daarvan is niet uitgesloten dat de in het plan gelegde bestemmingen geheel of ten dele niet zullen kunnen worden gerealiseerd.
2.9. Gelet op het vorenstaande en gezien de onderlinge samenhang van de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt, ziet de voorzitter aanleiding het bestreden besluit in zijn geheel te schorsen.
2.10. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn van 9 juli 2009, no. 65-2009;
II. gelast dat de raad van de gemeente Apeldoorn aan de stichting Stichting tot behoud natuurwaarden Konijnenkamp Engelanderenk en Spelderholt en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.A. Oudenaarden, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Oudenaarden
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2010