ECLI:NL:RVS:2010:BL6211

Raad van State

Datum uitspraak
3 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200905911/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wijziging toevoegingen door de Raad voor Rechtsbijstand

In deze zaak heeft de Raad van State op 3 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van aanvragen van [appellant] om wijziging van aan hem verleende toevoegingen door de Raad voor Rechtsbijstand 's-Hertogenbosch. De aanvragen werden op 9 april 2008 afgewezen, waarna de Raad op 11 augustus 2008 de bezwaren van [appellant] ongegrond verklaarde. De rechtbank 's-Hertogenbosch verklaarde op 30 juni 2009 de beroepen van [appellant] tegen deze besluiten eveneens ongegrond. Hierop heeft [appellant] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij werd bijgestaan door mr. W.P.R. Peeters, advocaat te Rijsbergen, en de Raad werd vertegenwoordigd door mr. K. Achefai.

De Raad van State overwoog dat de Raad voor Rechtsbijstand de toevoeging kan wijzigen, beëindigen of intrekken op basis van onjuiste of onvolledige gegevens, of indien de aanvrager noodzakelijke medewerking weigert. [Appellant] stelde dat hij zijn advocaat telefonisch niet kon bereiken, wat volgens hem een vertrouwensbreuk betekende. De rechtbank oordeelde echter dat deze stelling onvoldoende was om te concluderen dat er daadwerkelijk sprake was van een vertrouwensbreuk. De Raad van State bevestigde dit oordeel en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De aangevallen uitspraak werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200905911/1/H2.
Datum uitspraak: 3 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 30 juni 2009 in zaken nrs. 08/3335 en 08/3336 in het geding tussen:
[appellant]
en
de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch.
1. Procesverloop
Bij besluiten van 9 april 2008 heeft de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch (hierna: de raad) aanvragen van [appellant] om wijziging van aan hem verleende toevoegingen afgewezen.
Bij besluiten van 11 augustus 2008 heeft de raad de door [appellant] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 juni 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) de door [appellant] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 augustus 2009, hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 februari 2010, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. W.P.R. Peeters, advocaat te Rijsbergen, en de raad, vertegenwoordigd door mr. K. Achefai, werkzaam bij de raad, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 33, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb) kan de raad kan de toevoeging, anders dan op verlangen van de aanvrager, wijzigen, beëindigen of intrekken, indien:
a. deze is verleend op grond van onjuiste of onvolledige gegevens omtrent de aard of het belang van de zaak, de financiële draagkracht of de woonplaats van de aanvrager;
b. de aanvrager de voor een goede behartiging van zijn zaak noodzakelijke medewerking weigert;
c. de aanvrager in gebreke blijft de door hem verschuldigde eigen bijdrage en overige kosten die voor zijn rekening komen, dan wel een hem daarop gevraagd voorschot, te voldoen;
d. blijkt dat een andere toevoeging mede omvat het rechtsbelang waarvoor de toevoeging is verleend.
Volgens het Handboek toevoegen, editie 2007, aantekening 8 bij artikel 33 van de Wrb kunnen, hoewel de wijziging van rechtsbijstandverlener - anders dan wijziging van de toevoeging op grond van de in artikel 33 van die wet genoemde redenen - niet expliciet is geregeld in de wet, zich omstandigheden voordoen die wijziging van rechtsbijstandverlener zinvol maken. Een aanvraag om een opvolgend rechtsbijstandverlener zal door de raad steeds inhoudelijk worden beoordeeld, mede in het licht van de vraag of een dergelijke aanvraag gegrond is. In de gevallen waarin een vertrouwensbreuk tussen advocaat en rechtzoekende aan de orde is, zal door de raad terughoudend worden getoetst. De opvolgend raadsman die de behandeling van de zaak wenst over te nemen, zal bij de raad waar hij staat ingeschreven een gemotiveerde aanvraag om overname moeten indienen.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hij heeft gesteld dat hij de hem toegevoegde advocaat telefonisch twee maanden niet heeft kunnen bereiken en daarmee heeft aangegeven dat sprake was van een vertrouwensbreuk.
2.2.1. In de aanvragen is als reden vermeld: "overname op verzoek van cliënt". De raad heeft [appellant] verzocht de aanvragen nader toe te lichten. Bij brief van 5 april 2008 heeft [appellant] toegelicht dat hij er de voorkeur aan geeft door W.A. Venema bijgestaan te worden omdat deze hem in 1992 en 1999 ook heeft bijgestaan en hij meermalen geen contact met de hem toegevoegde advocaat Den Hartogh heeft kunnen krijgen waardoor hij zich zorgen is gaan maken over de voortgang van de procedure. In het bezwaarschrift van 12 april 2008 heeft [appellant] vermeld dat Den Hartogh telefonisch twee maanden niet bereikbaar was.
2.2.2. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de raad zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de stelling van [appellant] dat hij telefonisch meermalen geen contact heeft kunnen krijgen met zijn advocaat waardoor hij zich zorgen is gaan maken over de voortgang van de procedure, onvoldoende is voor het oordeel dat sprake is van een vertrouwensbreuk. Pas ter zitting in beroep heeft [appellant] uitdrukkelijk gesteld dat sprake was van een vertrouwensbreuk tussen hem en zijn advocaat. De rechtbank heeft in die niet gemotiveerde stelling terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat de raad de aanvragen ten onrechte heeft afgewezen. Het was aan [appellant] bij zijn aanvragen, dan wel uiterlijk na het verzoek van de raad om de aanvragen toe te lichten, gemotiveerd aan te geven dat hij op grond van een vertrouwensbreuk een opvolgend raadsman wenste.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2010
362.