ECLI:NL:RVS:2010:BL6209

Raad van State

Datum uitspraak
3 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200905361/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van vrijstelling voor gebruik van loods voor sportdoeleinden in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om de verlening van een vrijstelling door het college van burgemeester en wethouders van Nederweert aan Budoschool Shintai Nederweert voor het gebruik van een loods op het perceel Smisserstraat 8a te Nederweert voor sportdoeleinden. Dit besluit, genomen op 17 juni 2008, werd onder de verplichting verleend dat er minimaal tien parkeerplaatsen op het eigen terrein gemarkeerd moesten worden. De rechtbank Roermond verklaarde het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond op 11 juni 2009. De appellant, wonend te Nederweert, ging in hoger beroep bij de Raad van State, waarbij hij betoogde dat de vrijstelling niet op de juiste gronden was verleend, vooral omdat het gebruik van de loods voor judo- en danslessen in strijd zou zijn met het bestemmingsplan "Kern Budschop 2004". De appellant voerde aan dat de rechtbank had miskend dat de vrijstelling niet kon worden verleend op basis van artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) omdat er muziek ten gehore zou worden gebracht.

De Raad van State oordeelde dat de vrijstelling wel degelijk op de juiste gronden was verleend. De rechtbank had terecht overwogen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat er voldoende parkeerplaatsen op het terrein beschikbaar waren, en dat de verkeershinder die het gebruik met zich meebracht niet aanzienlijk was. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De beslissing van het college om de vrijstelling te verlenen werd daarmee bekrachtigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200905361/1/H1.
Datum uitspraak: 3 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Nederweert,
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 11 juni 2009 in zaak nrs. 08/1199 en 08/1268 in het geding tussen:
[appellant] en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Nederweert.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 juni 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nederweert (hierna: het college) aan Budoschool Shintai Nederweert (hierna: Shintai) vrijstelling als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) verleend voor het gebruik van de loods op het perceel Smisserstraat 8a te Nederweert (hierna: het perceel) voor sportdoeleinden, onder de verplichting dat op het eigen verharde terrein minimaal tien parkeerplaatsen worden gemarkeerd dan wel aangewezen.
Bij uitspraak van 11 juni 2009, verzonden op diezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het door [appellant] en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 juli 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 14 augustus 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Shintai heeft nadere stukken ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 januari 2010, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. F.H.H. Smeets, advocaat te Helmond, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.G.M. Snijders, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Shintai, vertegenwoordigd door M.L.A.P. Linsen, bijgestaan door mr. B.A.P. Sijben, advocaat te Budel, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het bestemmingsplan "Kern Budschop 2004" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Bedrijfsdoeleinden -B-".
Het door Shintai beoogde gebruik van de loods op het perceel voor het geven van judo- en danslessen is in strijd met deze bestemming. Om het gebruik te kunnen toestaan heeft het college vrijstelling verleend.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de verlening van vrijstelling, gelet op de omstandigheid dat muziek ten gehore zal worden gebracht, niet gebaseerd kon worden op artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO).
2.3. Ingevolge artikel 19, derde lid, van de WRO kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen in bij algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e, van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (hierna: Bro) komt voor de toepassing van artikel 19, derde lid, van de WRO in aanmerking een wijziging in het gebruik van opstallen in de bebouwde kom, mits het aantal woningen gelijk blijft en het gebruik niet meer omvat dan een bruto-vloeroppervlak van 1500 m².
2.3.1. De vrijstelling betreft een functiewijziging van opstallen in de bebouwde kom, waarbij het aantal woningen gelijk blijft en het gebruik een bruto-vloeroppervlak van ongeveer 200 m2 omvat. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, bestaat geen grond voor het oordeel dat het college onbevoegd was vrijstelling als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de WRO te verlenen. De omstandigheid dat muziek ten gehore zal worden gebracht is, gelet op artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e, van de Bro, in zoverre niet relevant.
De rechtbank is tot dezelfde conclusie gekomen.
2.4. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten de vrijstelling te verlenen omdat hij onevenredig in zijn belangen wordt geschaad. Hij voert aan dat hij overlast zal ondervinden van het verkeer en dat het aantal parkeerplaatsen op het terrein bij de loods ontoereikend zal zijn. Volgens [appellant] had als voorschrift aan de vrijstelling moeten worden verbonden dat aanzienlijk meer dan tien parkeerplaatsen op het terrein moeten worden gemarkeerd dan wel aangewezen. [appellant] wijst in dit verband op de omstandigheid, dat de komende en gaande bezoekers van de verschillende lessen gelijktijdig gebruik zullen maken van het parkeerterrein.
2.4.1. Het college heeft het verzoek om vrijstelling getoetst aan de beleidsregels, neergelegd in het "Beleid Kruimellijst, Toepassing vrijstellingsprocedure ex artikel 19 lid 3 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening; 2e wijziging" (hierna: Beleid Kruimellijst), zoals vastgesteld door het college op 3 juli 2006.
Ingevolge artikel 9, aanhef en onder i, van het Beleid Kruimellijst kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen voor een wijziging in het gebruik van opstallen in de bebouwde kom, mits er voldoende parkeerplaatsen zijn die noodzakelijk zijn voor het nieuwe gebruik.
Ingevolge artikel 2, aanhef en onder c en e, houden burgemeester en wethouders bij toepassing van dit beleid rekening met de volgende algemene uitgangspunten:
- de belangen van derden mogen niet onevenredig worden aangetast;
- indien de toepassing van dit beleid voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze beleidsregel te dienen doelen, wordt dit beleid niet toegepast.
2.4.2. Het college heeft bij de berekening van de benodigde parkeergelegenheid op het terrein van Shintai gebruikgemaakt van de aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek, opgenomen in publicatie nr. 182 'Parkeerkencijfers - Basis voor parkeernormering' (hierna: CROW-richtlijnen). Het college is ervan uitgegaan dat de lessen door vijftien tot achttien personen per les worden bezocht en dat een deel van de bezoekers niet met de auto, maar met de fiets zal komen.
Voor de functie dansstudio/sportschool, zoals in dit geval, worden in de CROW-richtlijnen vier tot vijf parkeerplaatsen per 100 m2 brutovloeroppervlak aanbevolen. Mogelijke piekbelastingen zijn in dit aantal verdisconteerd. De brutovloerropervlakte voor de budoschool is ongeveer 200 m2, zodat volgens de CROW-richtlijnen tien parkeerplaatsen toereikend zijn. Omdat het terrein voldoende ruimte biedt voor het parkeren van ten minste tien auto's, hetgeen ten behoeve van het gebruik voor bedrijfsdoeleinden ook reeds het geval was, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat op het perceel kan worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen. Dat op het perceel ruimte bestaat voor het parkeren van meer dan tien auto's, kan niet leiden tot het oordeel dat het college niet in redelijkheid als voorschrift aan de vrijstelling heeft verbonden, dat minimaal tien parkeerplaatsen moeten worden gemarkeerd dan wel aangewezen.
Met de rechtbank overweegt de Afdeling dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen, dat ten gevolge van het met de vrijstelling toegestane gebruik geen aanzienlijke verkeershinder optreedt. Daarbij is van belang dat de verkeersaantrekkende werking van het voorziene gebruik ten opzichte van het gebruik dat hiervoor van de loods en het terrein werd gemaakt, relatief gering is. Het betoog faalt.
2.5. Het betoog van [appellant] dat het college geen vrijstelling voor het gebruik heeft mogen verlenen, omdat in de budoschool ook muziek ten gehore zal worden gebracht en daarvoor mogelijk een vergunning is vereist, is eerst in hoger beroep aangevoerd. Aangezien het hoger beroep is gericht tegen de aangevallen uitspraak en geen reden aanwezig is waarom deze grond niet reeds bij de rechtbank kon worden aangevoerd en [appellant] dit uit een oogpunt van een zorgvuldig en doelmatig gebruik van een rechtsmiddel had behoren te doen, dient deze grond, wat daar verder ook van zij, buiten beschouwing te blijven.
2.6. Gelet op het vorenoverwogene heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het verlenen van de gevraagde vrijstelling.
Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2010
163-627.