ECLI:NL:RVS:2010:BL5391

Raad van State

Datum uitspraak
24 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200905770/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. Konijnenbelt
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor gedeeltelijke verandering van bouwput op perceel Zuidsingel 24 te Middelburg

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg, die op 25 juni 2009 het beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de bouwvergunning die op 15 april 2008 door het college van burgemeester en wethouders van Middelburg was verleend aan Heijmans B.V. voor het gedeeltelijk veranderen van de bouwput op het perceel Zuidsingel 24 te Middelburg. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had besloten om de bouwvergunning te verlenen, en dat de bezwaren van de appellant niet gegrond waren. De appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij zijn bezwaren tegen de bouwvergunning opnieuw naar voren bracht.

De Raad van State heeft de zaak op 24 februari 2010 behandeld. De appellant voerde aan dat de aanvraag om bouwvergunning niet voldeed aan de vereisten van het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning (Biab) en dat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan. De Raad van State oordeelde echter dat het college voldoende gegevens had ontvangen om een besluit te nemen en dat de status van de oorspronkelijke bouwput niet relevant was voor de beoordeling van de nieuwe aanvraag. De Raad bevestigde dat het college de bouwvergunning terecht had verleend, omdat er geen van de in de Woningwet genoemde weigeringsgronden van toepassing was.

Het hoger beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, en de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in naam der Koningin.

Uitspraak

200905770/1/H1.
Datum uitspraak: 24 februari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Middelburg,
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 25 juni 2009 in zaak nr. 08/1100 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Middelburg.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 april 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Middelburg aan Heijmans B.V. bouwvergunning verleend voor het gedeeltelijk veranderen van de bouwput op het perceel Zuidsingel 24 te Middelburg (hierna: het perceel).
Bij besluit van 14 oktober 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 juni 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Middelburg het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 augustus 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 2 september 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 januari 2010, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. dr. A. Holleman, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.J. Jacobse, advocaat te Middelburg, bijgestaan door R.J.H. Kwekkeboom, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Heijmans B.V., vertegenwoordigd door ing. G. van Kralingen, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. De bouwput op het perceel is ontstaan als gevolg van werkzaamheden ten behoeve van het aanvankelijk ter plaatse geplande theater. Deze werkzaamheden zijn gestaakt vanwege verzakkingen van gebouwen in de nabijheid van het perceel, waarna de bouwput is volgepompt met water om verdere schade te voorkomen. Van de bouw van een theater ter plaatse van het perceel is uiteindelijk afgezien; de hiervoor verleende bouwvergunning heeft het college ingetrokken.
Het thans in het geding zijnde bouwplan voorziet in het storten van onderwaterbeton en het stellen van prefab voorzetwanden in de bouwput op het perceel, alsmede in het droogpompen van de put.
2.2. Ingevolge het bestemmingsplan "Beschermd stadsgezicht Middelburg" rust op het perceel de bestemming "Terreinen voor openbare- en bijzondere doeleinden".
Ingevolge artikel 8-1 van de planvoorschriften zijn gronden met deze bestemming uitsluitend bestemd ten dienste van openbare en bijzondere doeleinden.
Ingevolge artikel 8-2 mogen op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de in artikel 8-1 genoemde bestemming.
Ingevolge artikel 1-25 wordt onder openbare en bijzondere doeleinden verstaan: het openbaar bestuur, de dienstverlening van overheidswege, de landsverdediging, het sociale en culturele leven, de godsdienstuitoefening, het onderwijs, de sportbeoefening en de volksgezondheid.
2.3. [appellant] heeft zijn bezwaren met betrekking tot de veiligheid van de bouwput in de beroepsprocedure bij de rechtbank reeds ingetrokken, zodat de Afdeling niet toekomt aan een oordeel over hetgeen hij in dit verband ter zitting heeft aangevoerd.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college ten onrechte bouwvergunning heeft verleend. Hij voert aan dat de aanvraag om bouwvergunning niet voldoet aan de in het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning (hierna: Biab) gestelde vereisten. De aanvraag vermeldt slechts dat het bouwwerk en de bijbehorende terreinen na uitvoering van de werkzaamheden zullen worden gebruikt als bouwput. Volgens [appellant] dient over meer gegevens omtrent het beoogd gebruik van het perceel te worden beschikt om te kunnen beoordelen of de in artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet vermelde weigeringsgrond zich voordoet. Voorts voert hij aan dat het bouwplan betrekking heeft op gedeeltelijke verandering van een illegaal bouwwerk, nu de bouwvergunning voor het aanvankelijk ter plaatse van het perceel geplande theater is ingetrokken. Het bouwplan is daarom in strijd met het bestemmingsplan, aldus [appellant].
2.4.1. Het is aan het bestuursorgaan om te beoordelen of voldoende gegevens en bescheiden zijn ingediend om een besluit op de aanvraag te kunnen nemen. Voor het oordeel dat het college zich in dit geval niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het over voldoende gegevens en bescheiden beschikte om een besluit op de aanvraag te kunnen nemen, heeft de rechtbank, anders dan [appellant] betoogt, terecht geen grond gevonden. Bij brief van 12 februari 2008 heeft het college om aanvulling van de aanvraag om bouwvergunning verzocht. De aangevulde aanvraag om bouwvergunning van 11 maart 2008 omvat een formulier als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Biab, gecorrigeerde bouwtekeningen en een aanvulling op het bouwveiligheidsplan. Voorts heeft het college zich gebaseerd op een tekening waarop de exacte begrenzing van het bouwterrein is aangegeven.
De bouwput betreft een voorziening om een bouwwerk te realiseren. Nu dit niet zodanig is ingericht dat alleen een bouwwerk in strijd met de bestemming kan worden opgericht, zal in dit geval aan de hand van de definitieve invulling van het perceel moeten worden beoordeeld of dan sprake is van strijd met het bestemmingsplan. Die invulling stond nog niet vast, zodat geen grond bestaat voor het oordeel dat het bouwplan in strijd is met bestemmingsplan. De status van de oorspronkelijke bouwput is evenmin relevant. Uitsluitend de vraag of het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat zich voor het bouwplan geen van de in artikel 44 van de Woningwet opgenomen weigeringsgronden voordoet, is aan de orde. Nu deze vraag bevestigend moet worden beantwoord, was het college gehouden de gevraagde bouwvergunning te verlenen. Voor zover [appellant] bevreesd is voor de plannen van het college om aan het perceel een andere invulling te geven dan aanvankelijk was voorzien, heeft de rechtbank tot slot op goede gronden overwogen dat deze in onderhavige procedure niet aan de orde zijn.
Het betoog faalt.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2010
17-593.