200900403/1/M2.
Datum uitspraak: 24 februari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], allen wonend te Nijmegen,
het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen,
verweerder.
Bij besluit van 26 februari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen (hierna: het college) onder meer hogere waarden als bedoeld in artikel 83 van de Wet geluidhinder voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de nieuw aan te leggen Stadsweg vastgesteld voor onder meer een aantal woningen in het zogenoemde Waalhaevecomplex aan de Waalbandijk te Nijmegen.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 januari 2009, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 11 februari 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 januari 2010, waar [appellanten], vertegenwoordigd door mr. M.A. van Werkhoven, advocaat te Nijmegen, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.R.J. Baneke, advocaat te Nijmegen, bijgestaan door E.M. Leene, E.D.Q. Leijenaar, A.J.C. van der Heijden, E.J.L. van der Staaij en A.M.H. van de Vall, zijn verschenen.
2.1. Het college stelt dat een aantal beroepsgronden op grond van artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
2.1.1. Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
Dit artikel moet, gezien de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II, 2003/2004, 29421, nr. 3, blz. 7 en Kamerstukken II, 2004/2005, 29421, nr. 11), aldus worden uitgelegd dat een belanghebbende slechts beroep kan instellen tegen onderdelen van een besluit waarover hij een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten over dat onderdeel geen zienswijze naar voren te hebben gebracht.
2.1.2. Het bestreden besluit houdt een beslissing in krachtens 110a van de Wet geluidhinder over het vaststellen van hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting, onder meer vanwege het wegverkeer op de nieuw aan te leggen Stadsweg. In zoverre bevat deze beslissing voor zover het gaat om toepassing van artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht geen afzonderlijke besluitonderdelen. [appellanten] hebben met betrekking tot de beslissing over het vaststellen van hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de Stadsweg een zienswijze naar voren gebracht. Er bestaat dan ook geen aanleiding om hun beroep op grond van artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht gedeeltelijk niet-ontvankelijk te verklaren.
2.2. Ingevolge artikel 83, eerste lid, van de Wet geluidhinder kan voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 48 dB als bedoeld in artikel 82, eerste lid, een hogere dan deze waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde, buiten de in de volgende leden bedoelde gevallen, voor woningen in buitenstedelijk gebied 53 dB en voor woningen in stedelijk gebied 58 dB niet te boven mag gaan.
Ingevolge artikel 83, derde lid, aanhef en onder a, van de Wet geluidhinder kan bij toepassing van het eerste lid met betrekking tot woningen in een stedelijk gebied die reeds aanwezig of in aanbouw zijn, voor de toekomstige geluidbelasting vanwege een weg die nog niet geprojecteerd is, een hogere dan de in het eerste lid genoemde waarde worden gesteld, met dien verstande dat deze waarde 63 dB niet te boven mag gaan.
Ingevolge artikel 110a, vijfde lid, van de Wet geluidhinder kan het college slechts toepassing geven aan de in het eerste lid van dit artikel toegekende bevoegdheid tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting indien toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting vanwege de weg, van de gevel van de betrokken woningen tot de hoogste toelaatbare geluidbelasting onvoldoende doeltreffend zal zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.
2.3. [appellanten] betogen dat het college onvoldoende heeft onderzocht of toepassing van maatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de Stadsweg ter plaatse van hun woningen in het Waalhaevecomplex onvoldoende doeltreffend zal zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Zij voeren aan dat wat de voor hun woningen vastgestelde hogere waarden betreft ten onrechte is uitgegaan van een worstcasescenario in die zin dat rekening is gehouden met de maximale invulling van het bestemmingsplan en pas in een later stadium onderzoek wordt verricht naar de mogelijkheden om geluidreducerende maatregelen toe te passen.
2.3.1. Het bestemmingsplan betreft een globaal eindplan zonder stedenbouwkundige invulling. Dit betekent onder meer dat voor een aantal deelgebieden van het bestemmingsplan de exacte ligging van de voorziene woningbouw nog niet vast staat. Wat de ligging van deze woningen ten opzichte van de geluidbronnen betreft is daarom gerekend met een worstcasescenario. Anders dan [appellanten] veronderstellen is echter in het akoestisch onderzoek dat ten grondslag ligt aan het bestreden besluit met betrekking tot de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de nieuw te realiseren Stadsweg op hun - bestaande - woningen in het Waalhaevecomplex niet gerekend met een worstcasescenario in de door hen bedoelde zin. Wat het toepassen van bronmaatregelen betreft heeft het college aan het vaststellen van de hogere waarden voor de woningen in het Waalhaevecomplex ten grondslag gelegd dat de Stadsweg zal worden voorzien van een stil wegdek, type dunne deklagen 1 dan wel een ander type met ten minste dezelfde geluidreducerende werking. Het terugbrengen van de maximumsnelheid ontmoet volgens het college overwegende bezwaren van verkeerskundige aard omdat de Stadsweg is voorzien als zogenoemde hoofdader en een stroomfunctie heeft. Uit de stukken, waaronder het akoestisch onderzoek, komt verder naar voren dat bij wijze van het toepassen van overdrachtsmaatregelen de Stadsweg verdiept - namelijk 1,5 meter beneden het maaiveld - zal worden aangelegd. Daarnaast zal langs de Stadsweg een kademuur van 1 meter hoog worden gerealiseerd. Door de combinatie van deze twee maatregelen ontstaat een afscherming van 2,5 meter hoog tussen de Stadsweg en het Waalhaevecomplex. De realisering van een extra geluidscherm bovenop de kademuur ontmoet volgens het college overwegende bezwaren van stedenbouwkundige aard, onder meer omdat dan het zicht vanuit de woningen op de haven en de Waal wordt beperkt.
2.3.2. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college voldoende onderzocht of toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting vanwege de Stadsweg, van de gevel van de betrokken woningen in het Waalhaevecomplex tot de hoogste toelaatbare geluidbelasting onvoldoende doeltreffend zal zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Het college heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen aanleiding is voor toepassing van nadere maatregelen. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat het college in zoverre geen toepassing heeft mogen geven aan zijn bevoegdheid om hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vast te stellen.
2.4. [appellanten] betogen dat het bestreden besluit wat de vastgestelde hogere waarden voor hun woningen vanwege het wegverkeer op de Stadsweg betreft, leidt tot een situatie die in strijd is met het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland van 4 oktober 1999 - waarbij hogere waarden zijn vastgesteld voor onder meer hun woningen - en de daaraan ten grondslag liggende uitgangspunten over indelingseisen voor hun woningen.
2.4.1. Het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland van 4 oktober 1999 heeft betrekking op de vaststelling van hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege andere bronnen dan waarop het bestreden besluit - voor zover het de woningen in het Waalhaevecomplex betreft - betrekking heeft. Het besluit van 4 oktober 1999 laat onverlet de bevoegdheid van het college om bij het bestreden besluit voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de Stadsweg hogere waarden te stellen. Het besluit van 4 oktober 1999 is in zoverre in deze procedure niet relevant.
2.5. [appellanten] betogen dat het bestreden besluit wat de vastgestelde hogere waarden voor hun woningen vanwege het wegverkeer op de Stadsweg betreft in strijd is met de "Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder" van de gemeente Nijmegen. Volgens hen volgt uit dit beleid dat geen hogere waarde mag worden vastgesteld indien een woning - zoals in het Waalhaevecomplex na de aanleg van de Stadsweg het geval zal zijn - geen geluidluwe zijde heeft.
2.5.1. Het desbetreffende beleid van de gemeente Nijmegen geeft - zo is daarin vermeld - het kader waarbinnen zoveel mogelijk nieuwbouw op de meer geluidbelaste locaties mogelijk wordt maar waarbij tevens de toekomstige bewoners worden beschermd tegen te grote geluidbelasting ten gevolge van weg- en spoorwegverkeer of een industrieterrein.
De woningen van [appellanten] in het Waalhaevecomplex zijn bestaande woningen. Het beleid is op deze woningen niet van toepassing.
2.6. [appellanten] stellen dat onvoldoende zeker is of kan worden voldaan aan de ten aanzien van hun woningen vastgestelde hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de Stadsweg, onder meer omdat nog onduidelijkheid bestaat over de wijze waarop de Stadsweg zal worden gerealiseerd. Zij voeren hierbij ook aan dat het college bij de vaststelling van deze hogere waarden niet mocht uitgaan van de wijziging van de geluidzone van het industrieterrein Nijmegen-West/Weurt, omdat het bestemmingsplan "Waalfront Nijmegen" niet de gronden van dit industrieterrein omvat.
2.6.1. De wijziging van de geluidzone van het industrieterrein is niet van belang bij de vraag of de bij het bestreden besluit vanwege het wegverkeer op de Stadsweg vastgestelde hogere waarden kunnen worden nageleefd.
Verder komt uit het akoestisch onderzoek dat deel uitmaakt van het bestreden besluit naar voren dat wordt voldaan aan de ten aanzien van de woningen van [appellanten] vastgestelde hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de Stadsweg, indien deze weg verdiept en met een kademuur wordt gerealiseerd. Het met het bestreden besluit samenhangende bestemmingsplan voorziet in mogelijkheden om de Stadsweg op zodanige wijze te realiseren. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat het college in zoverre niet van de conclusies in het akoestisch onderzoek heeft mogen uitgaan.
2.7. Het beroep is ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. J.A. Hagen en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Van Grinsven
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2010