ECLI:NL:RVS:2010:BL4420

Raad van State

Datum uitspraak
13 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200904490/2/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State inzake dwangsommen en bestuursrechtelijke sancties

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat appellant heeft ingesteld tegen een besluit van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zeeburg van de gemeente Amsterdam. Het dagelijks bestuur had op 26 september 2008 een last onder dwangsom opgelegd aan appellant, waarbij hij werd gelast om bepaalde bouwkundige voorzieningen te treffen. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het dagelijks bestuur verklaarde dit bezwaar op 18 maart 2009 ongegrond, met een wijziging van de dwangsomoplegging. Appellant heeft vervolgens op 10 november 2009 bezwaar gemaakt tegen de invordering van de dwangsommen door het dagelijks bestuur, die hij verbeurde naar aanleiding van de eerdere besluiten.

De Raad van State heeft in deze uitspraak de bevoegdheid om kennis te nemen van het hoger beroep beoordeeld. Volgens artikel 5:39 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het hoger beroep tegen de last onder dwangsom ook betrekking op een beschikking tot invordering van de dwangsom, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist. Het dagelijks bestuur stelde echter dat de Afdeling bestuursrechtspraak bevoegd was om te beslissen op de bezwaren van appellant, en niet het dagelijks bestuur zelf.

De Raad van State oordeelt dat ingevolge artikel IV van de Wet van 25 juni 2009, die de Awb aanvult, het recht van toepassing blijft zoals dat gold voor de inwerkingtreding van deze wet, indien de overtreding voor deze datum heeft plaatsgevonden. Aangezien de last onder dwangsom was opgelegd voor 1 juli 2009, blijft het oude recht van toepassing. Dit betekent dat de Afdeling niet bevoegd is om de bezwaren van appellant te betrekken bij het hoger beroep dat betrekking heeft op het besluit van 26 september 2009. De burgerlijke rechter is in dit geval bevoegd om kennis te nemen van geschillen omtrent de invordering van de dwangsommen.

De Raad van State verklaart zich derhalve onbevoegd om van het beroep kennis te nemen, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200904490/2/H1.
Datum uitspraak: 13 januari 2010
RAAD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[appellant], wonend te [plaats],
appellant,
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zeeburg van de gemeente Amsterdam,
verweerder.
1 Procesverloop
Bij uitspraak van 9 juni 2009, in zaak nrs. 09/1955 en 09/1845, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, voor zover hier van belang, het beroep van [appellant] (hierna: [appellant]), gericht tegen het besluit van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zeeburg van de gemeente Amsterdam (hierna: het dagelijks bestuur) van 18 maart 2009, ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, ingekomen op 23 juni 2009, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 30 september 2009 heeft het dagelijks bestuur door [appellant] verbeurde dwangsommen tot een gezamenlijk bedrag van € 15.000,00 van hem ingevorderd en bij brief van 12 oktober 2009 tot een gezamenlijk bedrag van € 20.000,00.
Bij afzonderlijke brieven van 10 november 2009 heeft [appellant] bezwaar gemaakt tegen de brieven van 30 september 2009 en 12 oktober 2009.
Bij brief, ingekomen op 23 november 2009, heeft het dagelijks bestuur de bezwaarschriften ter behandeling aan de Raad van State doorgezonden.
2. Overwegingen
2.1. Bij besluit van 26 september 2008 heeft het dagelijks bestuur [appellant] onder oplegging van een dwangsom gelast de in een bijlage bij het besluit vermelde (bouwkundige) voorzieningen te treffen. Bij besluit van 18 maart 2009 heeft het dagelijks bestuur het door [appellant] gemaakte bezwaar tegen zijn besluit van 26 september 2008 ongegrond verklaard, onder wijziging van de dwangsomoplegging.
2.2. Het dagelijks bestuur heeft de bezwaren van [appellant] van 10 november 2009 doorgezonden aan de Afdeling met verwijzing naar artikel 5:39 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), zoals die wet per 1 juli 2009 luidt. Ingevolge het eerste lid van dat artikel, heeft het hoger beroep tegen de last onder dwangsom mede betrekking op een beschikking die strekt tot invordering van de dwangsom, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist. Volgens het dagelijks bestuur is daarom niet het dagelijks bestuur, maar de Afdeling bevoegd om te beslissen op de bezwaren van [appellant].
2.3. Ingevolge artikel IV van de Wet van 25 juni 2009 tot aanvulling van de Awb (Vierde tranche Awb; Stb. 2009, 264) blijft, indien een bestuurlijke sanctie wordt opgelegd wegens een overtreding die plaatsvond voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, het recht van toepassing zoals dat gold voor dat tijdstip.
2.4. De last onder dwangsom is bij het besluit van 26 september 2008 opgelegd wegens een overtreding die plaatsvond voor 1 juli 2009. Ingevolge artikel IV van de Vierde tranche Awb is op de overtreding het recht van toepassing zoals dat gold voor dat tijdstip. Volgens de Memorie van Toelichting op dat artikel (Kamerstukken II 2003/04, 29 702, nr. 3, blz. 165) is de daarin opgenomen regeling slechts van toepassing op overtredingen die plaatsvinden na de inwerkingtreding van die wet omdat, voor zover thans van belang, voor herstelsancties het praktischer is dat in een lopend handhavingsproces het oude recht van toepassing blijft. Gelet op artikel IV van de Vierde tranche, gelezen in samenhang met voormelde passage, blijft ook ten aanzien van de brieven waarbij het dagelijks bestuur heeft besloten tot invordering van de door [appellant] verbeurde dwangsommen over te gaan, het recht van toepassing zoals dat tot 1 juli 2009 gold. Artikel 5:37, eerste lid, en artikel 5:39, eerste lid, van de Awb zijn daarop niet van toepassing, zodat de Afdeling niet bevoegd is om de bezwaren van [appellant] te betrekken bij het hoger beroep dat betrekking heeft op het besluit van 26 september 2009. De burgerlijke rechter is bevoegd kennis te nemen van geschillen omtrent de invorderingen van dwangsommen die worden verbeurd ten gevolge van dat besluit, gelezen in samenhang met het besluit van 18 maart 2009.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. Th.G. Drupsteen en mr. P.J.J. van Buuren, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. Huijben, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak
Voorzitter
w.g. Huijben
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2010
Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij de Afdeling (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht).
- Verzet dient schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak te worden gedaan.
- In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met de gronden waarop de beslissing is gebaseerd.
- Indien de indiener over het verzet door de Afdeling wenst te worden gehoord, dient dit in het verzetschrift te worden gevraagd. Het horen gebeurt dan uitsluitend over het verzet.
66-313.
Verzonden: 13 januari 2010
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser