201000455/1/M1.
Datum uitspraak: 9 februari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [verzoekster], gevestigd te [plaats], om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel,
verweerder.
Bij besluit van 7 januari 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel (hierna: het college) aan [verzoekster] lasten onder dwangsom opgelegd vanwege overtreding van voorschrift 3.1 van Bijlage I bij het Besluit LPG-tankstations milieubeheer.
Tegen dit besluit heeft [verzoekster] bezwaar gemaakt.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 januari 2010, heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 februari 2010, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door mr. H.G.M. van der Westen, advocaat te Eindhoven en [eigenaar], en het college, vertegenwoordigd door J. van den Braak, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. In voorschrift 3.1 van Bijlage I bij het Besluit LPG-tankstations milieubeheer, voor zover hier van belang, is bepaald dat indien de inrichting is geopend voor de aflevering van LPG een met het toezicht belast persoon, met een leeftijd van ten minste 18 jaar, in de inrichting aanwezig moet zijn, die de onmiddellijke beschikking moet hebben over een op het openbaar telefoonnet aangesloten telefoontoestel.
De met het toezicht belaste persoon moet over voldoende deskundigheid beschikken, zowel ten aanzien van de bij normaal bedrijf in acht te nemen veiligheidsvoorschriften, als ten aanzien van de in geval van een gaslekkage of brand noodzakelijk te verrichten handelingen.
In voorschrift 3.13 van Bijlage I bij het Besluit LPG-tankstations milieubeheer, voor zover hier van belang, moet, indien in de inrichting zelf-tanken onder toezicht mogelijk is, de toezichthoudende persoon vanaf de plaats waar de knop van de op afstand bedienbare afsluiters is aangebracht, onbelemmerd zicht kunnen hebben op het afleveren van LPG.
2.2. Volgens het bestreden besluit is op 27 oktober 2009, 23.43 uur, en op 30 oktober 2009, 01.03 uur, door de camera van de Regionale Toezichts Ruimte die is aangesloten op het politiebureau Aalsterweg geregistreerd dat bij het tankstation van [verzoekster], gelegen op adres Ekkersrijt 3012 te Son en Breugel, LPG wisselreservoirs werden gevuld terwijl het station niet bemand was, hetgeen in strijd is met voorschrift 3.1 van Bijlage I bij het Besluit LPG-tankstations milieubeheer. Gelast wordt de onbewaakte aflevering van LPG met onmiddellijke ingang te staken, op verbeurte van een dwangsom per geconstateerde overtreding.
2.3. [verzoekster] betoogt dat de gestelde overtredingen niet hebben plaatsgevonden. Op 27 oktober 2009 om 23.43 uur was volgens haar de eigenaar van het autobedrijf aanwezig in zijn kantoor binnen de inrichting, van waaruit via een camera direct zicht is op de afleverzuil, en waar de knop van de op afstand bedienbare afsluiter zich bevindt. Op 30 oktober 2009 om 01.03 uur is volgens haar geen LPG getankt, hetgeen blijkt uit de door haar overgelegde journaaloverzichten. [verzoekster] betoogt voorts in dit verband dat de camera van de Regionale Toezichts Ruimte weliswaar kan registreren dat er buiten de openingstijden van het tankstation LPG wordt getankt, maar niet of er in de inrichting iemand aanwezig is. [verzoekster] betoogt voorts dat zij over een geavanceerd systeem beschikt, waardoor door haar gemachtigde en als toezichthouder aangewezen personen, die zich door middel van een vingerafdruk moeten legitimeren, zelf de LPG-installatie in werking kunnen stellen, hetgeen volgens [verzoekster] voldoet aan de eisen van het Besluit LPG-tankstations milieubeheer. Van dat systeem heeft zij na de aanzegging van de voorgenomen last onder dwangsom echter geen gebruik meer gemaakt, zodat sindsdien in de inrichting geen LPG meer is getankt zonder dat een tweede persoon in de inrichting aanwezig was, aldus [verzoekster].
2.4. Het college heeft ter zitting erkend dat door de camera van de Regionale Toezichts Ruimte niet kan worden geregistreerd of iemand in de inrichting aanwezig is. Het college betoogt dat eerst in het bezwaarschrift tegen de definitieve last is aangevoerd dat vanuit het kantoor door middel van een camera toezicht kan worden gehouden. Het college merkt op dat blijkens een uitspraak van de Afdeling van 13 mei 2003, in de zaak met nummer <a target="_blank" href="http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?zoeken_veld=200302451/2&verdict_id=6385&utm_id=1&utm_source=Zoeken_in_uitspraken&utm_campaign=uitspraken&utm_medium=internet&utm_content=200302451/1&utm_term=200302451/2">200302451/2</a>, toezicht via een camera buiten de inrichting in ieder geval niet aan de eisen van het Besluit LPG-tankstations milieubeheer voldoet.
Het college merkt voorts op dat ook de journaaloverzichten ten tijde van het bestreden besluit niet bij het college bekend waren.
2.5. De voorzitter overweegt dat uit de registratie door de camera van de Regionale Toezichts Ruimte niet blijkt of iemand in de inrichting aanwezig is. De voorzitter is van oordeel dat in bezwaar moet worden onderzocht of vanuit het kantoor binnen de inrichting voldoende direct toezicht mogelijk is. De voorzitter ziet gelet op het vorenstaande, aanleiding voor gerede twijfel of de gestelde overtredingen hebben plaatsgevonden, en in verband daarmee of het college bevoegd was het bestreden handhavingsbesluit te nemen. Gelet daarop ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.6. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel van 7 januari 2010, kenmerk 09.0020195 tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op het gemaakte bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn wordt verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel tot vergoeding van bij [verzoekster] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 912,28 (zegge: negenhonderdtwaalf euro en achtentwintig cent), waarvan € 874 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel aan [verzoekster] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Postma, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Postma
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2010