ECLI:NL:RVS:2010:BL3886
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- B. van Wagtendonk
- R. van der Spoel
- Rechtspraak.nl
Beoordeling rechtmatigheid vreemdelingenbewaring na bevestiging nationaliteit door Roemeense autoriteiten
In deze zaak gaat het om de rechtmatigheid van de vreemdelingenbewaring van een vreemdeling die op 9 november 2009 in vreemdelingenbewaring is gesteld. De staatssecretaris van Justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Almelo, die op 23 november 2009 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte had overwogen dat de vreemdeling, die een Roemeense nationaliteit claimde, op basis van de beschikbare gegevens in bewaring kon worden gesteld. De staatssecretaris betwistte dit en voerde aan dat de rechtbank had miskend dat de informatie over de nationaliteit, die pas na de inbewaringstelling was ontvangen, geen invloed had op de rechtmatigheid van de eerdere maatregel.
De Raad van State oordeelde dat de rechtmatigheid van de bewaring moet worden beoordeeld op basis van de feiten die op het moment van de inbewaringstelling bekend waren. De bevestiging van de Roemeense nationaliteit door de autoriteiten kwam pas later, en de rechtbank had ten onrechte geoordeeld dat de bewaring van meet af aan onrechtmatig was. De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond. De Raad oordeelde dat er geen grond was voor schadevergoeding en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 10 februari 2010.