200904355/1/M1
Datum uitspraak: 10 februari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], allen wonend te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van Purmerend,
verweerder.
Bij besluit van 8 mei 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Purmerend (hierna: het college) een clusterplaats aangeduid met het nummer GS001 gelegen in de Basisveenstraat aangewezen voor de plaatsing van minicontainers ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk restafval, GFT en papier.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 juni 2009, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 december 2009, waar het college, vertegenwoordigd door L.J.P. Rog, mr. C.J.A. de Haan-de Jong, C.N. van Bergen Henegouw en M. Groot, allen werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 9, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening Purmerend 2008 (hierna: Afvalstoffenverordening) kan het college aanwijzen via welk inzamelmiddel of via welke inzamelvoorziening een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling wordt aangeboden.
2.2. Bij het bepalen van de locaties van inzamelvoorzieningen als de onderhavige betrekt het college de "Beleidscriteria bepaling locaties inzamelvoorzieningen en clusterplaatsen" (hierna: de beleidscriteria).
Volgens de beleidscriteria vindt toetsing plaats op:
- Goede bereikbaarheid en toegankelijkheid voor bewoners en inzamelvoertuig;
- Doelmatige inrichting van de openbare buitenruimte;
- Beperking van de overlast voor de omgeving;
- Arbeidsbelasting voor de inzamelaars;
- Financiële en inzamellogistieke aspecten, en
- Fysieke onmogelijkheid om voorzieningen te plaatsen, zoals kabels en leidingen voor ondergrondse afvalcontainers en de aanwezigheid van bomen ter plaatse.
2.3. [appellanten] betogen dat bij de aanwijzing van clusterplaats nummer GS001 geen rekening is gehouden met de geringe breedte van de weg ter plaatse in verband met het inzamelvoertuig. Evenmin is rekening gehouden met de geringe breedte van het trottoir ter plaatse zodat het voor rolstoel- en/of scootmobiel gebruikers niet mogelijk is de minicontainers te passeren via het trottoir. Evenmin is het volgens hen mogelijk met deze hulpmiddelen in de woningen te komen wanneer de minicontainers op de clusterplaats zijn opgesteld. Voorts vrezen zij voor stank- en geluidoverlast gedurende de avond voorafgaand aan de ophaaldag omdat de minicontainers dan worden neergezet. Voorts vrezen [appellanten] voor schade aan de woningen veroorzaakt door de robotarm van het inzamelvoertuig bij het legen of terugplaatsen van de minicontainers. [appellanten] wijzen erop dat als gevolg van het omvallen of omwaaien van geleegde minicontainers schade zal ontstaan aan de woningen en/of geparkeerde auto's. [appellanten] wijzen op de mogelijkheid dat bewoners van andere percelen deze inzamelplaats gaan gebruiken en op de verhoogde kans op inbraak door het gebruiken van de aanwezige minicontainers als opstap. Zij wijzen voorts op het risico van vlamoverslag op de woningen en geparkeerde auto's wanneer een of meer minicontainers door derden in brand worden gestoken. Tot slot is volgens [appellanten] het trottoir tegenover de Trilveenstraat nummer […] een beter alternatief voor de opstelplaats van de minicontainers.
2.3.1. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de weg ter plaatse voldoende breed is voor het inzamelvoertuig om de minicontainers te legen. Het college stelt dat het gebruik van een clusterplaats voor minicontainers niet van invloed is op het risico van inbraak en brand. Het college is van mening dat uit het bestreden besluit voor [appellanten] geen andere nadelige gevolgen voortvloeien.
2.3.2. Ter zitting heeft het college zijn bezwaren tegen de genoemde alternatieve locatie het trottoir tegenover de Trilveenstraat nummer […] toegelicht. Gelet op de gehanteerde beleidscriteria heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze locatie niet geschikt is.
Niet in geschil is dat door plaatsing van de minicontainers een passeerbreedte van ongeveer 70 centimeter op het trottoir overblijft en dat dit een belemmering kan zijn voor het passeren met een rolstoel of scootmobiel. Omdat de rijweg ter plaatse is aangewezen als zgn. 30 km/uur gebied zal bij het passeren van de minicontainers gebruik gemaakt kunnen worden van de rijweg, hetgeen niet tot gevaarlijke situaties behoeft te leiden. Dat als gevolg van de plaatsing van minicontainers het bereiken van de woningen voor rolstoel- en scootmobielgebruikers onmogelijk wordt, is niet gebleken. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de breedte van het trottoir geen beletsel vormt voor de aanwijzing van deze locatie. Het college heeft zich ter zitting overigens bereid verklaard om met [appellanten] in overleg te treden over een verschuiving van de clusterplaats om zo eventuele problemen met het in- en uitgaan van haar woning met rolstoel en/of scootmobiel bij voorbaat te voorkomen.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geluid- en stankoverlast tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijft en dat het brandgevaar als gevolg van brandstichting voor de nabijgelegen woningen gering is.
De locatie is blijkens de stukken getoetst aan inzamellogistieke aspecten. Uit deze toets blijkt dat het inzamelen door de robotarm van het inzamelvoertuig op een wijze kan geschieden dat schade aan belendende percelen niet te verwachten is. Verder is gebleken dat het trottoir voldoende horizontaal is om minicontainers stabiel te laten staan. Gelet hierop heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het gevaar van schade aan auto's en woningen bij het legen van de minicontainers of als gevolg van het omvallen of omwaaien van de minicontainers tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijft.
Wat betreft de vrees van [appellanten] dat op de clusterplaats ook minicontainers zullen worden geplaatst die daar niet horen heeft het college aangegeven dat de minicontainers worden voorzien van een adressticker, waardoor het mogelijk is de eigenaren van deze minicontainers op hun gedrag aan te spreken. Het optreden tegen niet toegestaan gebruik van de clusterplaats is echter een kwestie van handhaving. Dit staat nu niet ter beoordeling.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het gebruik van de onderhavige clusterplaats voor de plaatsing van minicontainers niet leidt tot een verhoogd risico voor brand of inbraak.
2.3.3. Gezien het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat het college bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot aanwijzing van de clusterplaats met het nummer GS001 gelegen in de Basisveenstraat voor de plaatsing van minicontainers ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk restafval, GFT en papier heeft kunnen komen.
2.4. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Melse
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2010