ECLI:NL:RVS:2010:BL1785

Raad van State

Datum uitspraak
25 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200909712/2/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bouwvergunning en vrijstelling voor kinderdagverblijf in Arnhem

Op 25 januari 2010 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het betreft een hoger beroep van de besloten vennootschappen Villa Kakelbont Kinderopvang B.V., Villa Kakelbont Arnhem B.V. en Prima Villa Vastgoed B.V. tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem van 28 oktober 2009. De rechtbank had eerder de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Arnhem, die vrijstelling en bouwvergunning verleenden voor het verbouwen van panden aan de Sonsbeekweg tot kinderdagverblijf, geschorst. De voorzieningenrechter oordeelde dat de besluiten van 11 mei 2009 onvoldoende gemotiveerd waren, met name wat betreft de parkeergelegenheid voor het halen en brengen van kinderen.

Tijdens de zitting op 14 januari 2010 werd het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. De voorzitter van de Raad van State, J.E.M. Polak, oordeelde dat de schorsing van de besluiten van 28 oktober 2008 door de voorzieningenrechter voorlopig blijft bestaan, totdat de Afdeling in de bodemprocedure uitspraak doet. De voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de eerdere oordelen van de voorzieningenrechter onjuist zijn, en dat er geen afdoende onderbouwing is gepresenteerd die de schorsing zou kunnen opheffen. De betrokken belangen en de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de bezwaren van belanghebbenden werden benadrukt.

Uiteindelijk werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering van besluiten in het bestuursrecht, vooral in situaties waar publieke belangen en de belangen van betrokkenen op het spel staan.

Uitspraak

200909712/2/H1.
Datum uitspraak: 25 januari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Villa Kakelbont Kinderopvang B.V., Villa Kakelbont Arnhem B.V. en Prima Villa Vastgoed B.V., gevestigd te Echteld, onderscheidenlijk Arnhem,
verzoeksters,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem van 28 oktober 2009 in zaak nr. 09/3946 in het geding tussen:
verzoeksters
en
het college van burgemeester en wethouders van Arnhem.
1. Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 28 oktober 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Arnhem (hierna: het college) aan Villa Kakelbont Kinderopvang B.V. vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het intern verbouwen van de panden op de percelen Sonsbeekweg 32, onderscheidenlijk 34 te Arnhem tot kinderdagverblijf.
Bij onderscheiden besluiten van 11 mei 2009 heeft het college de door [belanghebbenden] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 oktober 2009, verzonden op 2 november 2009, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem (hierna: de voorzieningenrechter) het door [belanghebbenden] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de besluiten van 11 mei 2009 vernietigd en de besluiten van 28 oktober 2008 geschorst.
Tegen deze uitspraak hebben de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Villa Kakelbont Kinderopvang B.V., Villa Kakelbont Arnhem B.V. en Prima Villa Vastgoed B.V. (hierna: verzoeksters) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 december 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 15 december 2009. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 december 2009, hebben verzoeksters de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verzoeksters hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 januari 2010, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. P.H.N. van Spanje, advocaat te Wageningen, en het college, vertegenwoordigd door G. Weenink, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting [belanghebbenden], vertegenwoordigd door mr. E.T. de Jong, advocaat te Arnhem, als belanghebbenden gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. De voorzieningenrechter heeft - samengevat weergegeven - geoordeeld dat de besluiten van 11 mei 2009 een deugdelijke motivering ontberen, aangezien met de bouwplannen niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid in het algemeen en voor het halen en brengen van de kinderen in het bijzonder. Voorts heeft de voorzieningenrechter de bij besluiten van 28 oktober 2008 verleende bouwvergunningen en vrijstellingen geschorst.
2.3. Het verzoek strekt tot opheffing van de aldus uitgesproken schorsing. Die schorsing loopt, zolang te dien aanzien door de voorzitter niet anders wordt beslist, door totdat de Afdeling in de bodemprocedure in hoger beroep uitspraak heeft gedaan.
2.4. Nu, zoals ter zitting is gebleken, ook verzoeksters van oordeel zijn dat de besluiten van 28 oktober 2008 en van 11 mei 2009 ter zake van de parkeerproblematiek onvoldoende draagkrachtig zijn gemotiveerd en derhalve een nadere onderbouwing is vereist, bestaat geen aanknopingspunt om op voorhand aan te nemen dat dat oordeel van de voorzieningenrechter ter zake onjuist is.
Verder valt niet uit te sluiten dat een afdoende nadere onderbouwing kan worden gegeven bij de nieuw te nemen beslissing op bezwaar, welke beslissing, zoals het college ter zitting te kennen heeft gegeven, omstreeks 10 april 2010 kan worden verwacht. Desgewenst kunnen verzoeksters voorts, nadat het college met inachtneming van de feiten en omstandigheden zoals die zich op dat moment voordoen opnieuw op de door [belanghebbenden] gemaakte bezwaren heeft beslist, om opheffing van de door de voorzieningenrechter uitgesproken schorsing verzoeken.
2.5. Onder deze omstandigheden en gelet op de betrokken belangen, bestaat geen aanleiding voor het treffen van de gevraagde voorziening.
Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.E.B. de Haseth, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. De Haseth
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2010
476.