ECLI:NL:RVS:2010:BK9938

Raad van State

Datum uitspraak
20 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200905383/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een dwangsom opgelegd aan een appellant in het kader van bouwwerkzaamheden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, waarin het beroep van [appellant] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Littenseradiel ongegrond werd verklaard. Het college had op 3 oktober 2008 aan [appellant] gelast om de bouwwerkzaamheden op een perceel in Littenseradiel te staken, onder oplegging van een dwangsom van € 10.000,--. Het college stelde dat [appellant] als overtreder kon worden aangemerkt, ondanks zijn betoog dat hij niet de eigenaar was van het perceel en dat hij niet de enige bestuurder was van de betrokken onderneming. De rechtbank oordeelde dat [appellant] terecht als overtreder was aangemerkt, omdat hij de opdracht had gegeven voor de bouwwerkzaamheden en de contacten met de aannemer en het college had onderhouden. Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De Raad van State oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200905383/1/H1.
Datum uitspraak: 20 januari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [plaats], gemeente Littenseradiel,
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 2 juli 2009 in zaak nr. 09/502 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Littenseradiel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 oktober 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Littenseradiel (hierna: het college) [appellant] gelast de bouwwerkzaamheden op het perceel [locatie] te [plaats], gemeente Littenseradiel, (hierna: het perceel) te staken, onder oplegging van een dwangsom van € 10.000,-- ineens.
Bij besluit van 26 januari 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 juli 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Leeuwarden het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 juli 2009, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Met toestemming van partijen is ingevolge artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in samenhang met artikel 39 Wet op de Raad van State afgezien van een behandeling van de zaak ter zitting.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat aan hem geen dwangsom kan worden opgelegd, omdat hij niet als overtreder kan worden aangemerkt. Hij voert daartoe aan dat niet hij in persoon, maar [bedrijf A] (hierna: [bedrijf A]) eigenaar is van het perceel, de aanvrager van de bouwvergunning en de opdrachtgever tot de bouwwerkzaamheden. Voorts had hij het zonder medewerking van de andere bestuurder van [bedrijf B] , niet juridisch in zijn macht om de overtreding te beëindigen, aldus [appellant].
2.2. Ingevolge artikel 5:32, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het college [appellant] terecht als overtreder heeft aangemerkt. De rechtbank heeft daaraan terecht ten grondslag gelegd dat [appellant] de opdracht heeft gegeven tot het uitvoeren van de bouwwerkzaamheden, de contacten met de aannemer en het college heeft onderhouden en als enige de aanvraag voor de bouwvergunning heeft ondertekend. [appellant] is degene die feitelijk leiding heeft gegeven aan en de volledige zeggenschap heeft uitgeoefend over de bouwwerkzaamheden.
Het college kon hem dan ook aanschrijven tot beëindiging daarvan.
Het betoog faalt.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2010
17-564.