ECLI:NL:RVS:2010:BK9917

Raad van State

Datum uitspraak
20 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200902710/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit gemeenteraad Ooststellingwerf inzake vrijstelling voor recreatiewoningen

Op 20 juni 2006 heeft de gemeenteraad van Ooststellingwerf besloten om geen vrijstelling te verlenen voor het bouwen van tien recreatiewoningen op een perceel in [plaats]. Dit besluit werd door de gemeenteraad genomen zonder toepassing van artikel 19a, vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Na een aantal bezwaarschriften en besluiten, waaronder een ongegrondverklaring van het bezwaar door de gemeenteraad op 20 februari 2007, heeft de rechtbank Leeuwarden op 18 december 2007 het beroep van [appellant] tegen eerdere besluiten gegrond verklaard en deze vernietigd. De gemeenteraad heeft vervolgens op 18 maart 2008 het bezwaar van [appellant] opnieuw ongegrond verklaard.

Tegen de uitspraak van de rechtbank van 5 maart 2009, waarin het beroep van [appellant] ongegrond werd verklaard, heeft [appellant] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 10 december 2009 behandeld. In de overwegingen werd vastgesteld dat de beslissing van de gemeenteraad van 20 juni 2006 niet vatbaar was voor bezwaar of beroep, omdat deze een voorbereidende beslissing was. De rechtbank had ten onrechte geoordeeld dat het besluit van de gemeenteraad niet gericht was op rechtsgevolg.

De Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van [appellant] gegrond verklaard. De Raad heeft het besluit van de gemeenteraad van 18 maart 2008 vernietigd en het bezwaar van [appellant] tegen de beslissing van 20 juni 2006 niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is de gemeenteraad veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant]. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 20 januari 2010.

Uitspraak

200902710/1/H1.
Datum uitspraak: 20 januari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 5 maart 2009 in zaak nr. 08/852 in het geding tussen:
[appellant]
en
de raad van de gemeente Ooststellingwerf.
1. Procesverloop
Op 20 juni 2006 heeft de raad van de gemeente Ooststellingwerf (hierna: de gemeenteraad) beslist om ten aanzien van de door [appellant] gevraagde vrijstelling voor het bouwen van tien recreatiewoningen op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) geen toepassing te geven aan artikel 19a, vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO).
Bij besluit van 20 juli 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Oostellingwerf (hierna: het college) onder verwijzing naar de beslissing van de gemeenteraad van 20 juni 2006 de door [appellant] gevraagde vrijstelling geweigerd.
Bij besluit van 20 februari 2007 heeft de gemeenteraad het door [appellant] gemaakte bezwaar tegen het besluit van 20 juni 2006 ongegrond verklaard.
Bij besluit van 27 februari 2007 heeft het college het door [appellant] gemaakte bezwaar tegen het besluit van 20 juli 2006 ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 december 2007 heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het door [appellant] ingestelde beroep tegen de besluiten van 20 en 27 februari 2007 gegrond verklaard, die besluiten vernietigd, zelf voorziende het bezwaar tegen het besluit van 20 juli 2006 niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat de uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
Bij besluit van 18 maart 2008 heeft de gemeenteraad het bezwaar van [appellant] tegen de beslissing van 20 juni 2006 wederom ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 maart 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 april 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 13 mei 2009.
De gemeenteraad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 december 2009, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. V.A. Textor, advocaat te Zwolle, en de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. H.J.W. van Wijk, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De Afdeling overweegt ambtshalve als volgt.
2.2. Ingevolge artikel 6:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) is een beslissing inzake de procedure ter voorbereiding van een besluit niet vatbaar voor bezwaar of beroep, tenzij deze beslissing de belanghebbende los van het voor te bereiden besluit rechtstreeks in zijn belang treft.
2.3. De beslissing van 20 juni 2006 omtrent de toepassing van artikel 19a, vierde lid, van de WRO is een beslissing als bedoeld in artikel 6:3 van de Awb ter voorbereiding van een besluit op een verzoek om vrijstelling, die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep. De gemeenteraad heeft de bevoegdheid om op een verzoek tot vrijstelling te besluiten gedelegeerd aan het college. Bij besluit van 20 juli 2006 heeft het college geweigerd de door [appellant] gevraagde vrijstelling te verlenen. Tegen dat besluit stond ingevolge artikel 8:1 van de Awb beroep open.
In haar uitspraak van 18 december 2007, die gezag van gewijsde heeft, heeft de rechtbank geoordeeld dat het besluit van het college van 20 juli 2006 niet is gericht op rechtsgevolg. Zij heeft het besluit van de gemeenteraad omtrent toepassing van artikel 19a, vierde lid, van de WRO, dat, gelet op het derde lid van dat artikel is gericht op rechtsgevolg, als een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit aangemerkt en het daartegen door [appellant] ingestelde beroep inhoudelijk beoordeeld. Omdat de vraag of tegen een besluit beroep openstaat een ambtshalve te beoordelen aspect betreft, brengt dat oordeel, ondanks dat tegen die uitspraak geen hoger beroep is ingesteld, niet met zich dat in het vervolg van de procedure van dat oordeel moet worden uitgegaan. Uit het voorgaande volgt dat de gemeenteraad het tegen zijn besluit van 20 juni 2006 door [appellant] gemaakte bezwaar ten onrechte ontvankelijk heeft geacht.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, het beroep gegrond verklaren en het besluit van 18 maart 2008 vernietigen. De Afdeling ziet voorts aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb het door [appellant] gemaakte bezwaar tegen de beslissing van 20 juni 2006 niet-ontvankelijk te verklaren en te bepalen dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
2.5. De gemeenteraad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 5 maart 2009 in zaak nr. 08/852;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Ooststellingwerf van 18 maart 2008;
V. verklaart het door [appellant] tegen de beslissing van de raad van de gemeente Ooststellingwerf van 20 juni 2006 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van de raad van de gemeente Ooststellingwerf van 18 maart 2008;
VII. veroordeelt de raad van de gemeente Ooststellingwerf tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII. gelast dat de raad van de gemeente Ooststellingwerf aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 368,00 (zegge: driehonderdachtenzestig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. J.C. Kranenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.
w.g. Wortmann w.g. Willems
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2010
412.