200904492/1/H1.
Datum uitspraak: 20 januari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Keystone Loosdrecht B.V., gevestigd te Zeist,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 mei 2009 in
zaak nr. 08/3726 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Keystone Loosdrecht B.V.
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Bij besluit van 9 mei 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (hierna: het college) geweigerd aan Keystone Loosdrecht B.V. (hierna: Keystone) een vergunning te verlenen voor de bouw van drie gemetselde watermeterruimtes tegen drie bestaande bedrijfsgebouwen, gelegen aan de Hoogoorddreef 55 te Amsterdam.
Bij besluit van 20 augustus 2008 heeft het college het door Keystone daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 mei 2009, verzonden op 14 mei 2009, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door Keystone daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Keystone bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 juni 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 17 juli 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 december 2009, waar Keystone, vertegenwoordigd door mr. J.J. Hoekstra, advocaat te Breda, en vergezeld door haar directeur, [directeur], en het college, vertegenwoordigd door mr. J.C.H. van Dijk, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. De reeds gerealiseerde bouwwerken betreffen drie watermeterruimtes van elk ongeveer 2,3 meter hoog, tenminste ongeveer 2,2 meter breed en ongeveer 0,65 meter diep. De ruimtes zijn gelegen aan de noordzijde van drie bedrijfsverzamelgebouwen. Per gebouw is een watermeterruimte geplaatst.
2.2. Keystone betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat voor het bouwen van de bouwwerken geen bouwvergunning is vereist. Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder h, van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (hierna: Bblb), gelezen in samenhang met artikel 43, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet (hierna: Ww), zijn de bouwwerken volgens Keystone bouwvergunningsvrij. Dientengevolge behoefde niet aan het welstandsvereiste te worden getoetst.
2.2.1. De in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder h, van het Bblb aangewezen categorie van bouwvergunningsvrije bouwwerken ziet op gebouwen ten behoeve van het aanbod van openbare nutsvoorzieningen.
Uit de nota van toelichting bij artikel 3, eerste lid, onder h, van het Bblb, volgt dat met de aanpassing in de omschrijving van "gebouw ten behoeve van een openbare nutsinrichting", zoals deze was opgenomen in het Besluit meldingplichtige bouwwerken, in "gebouw ten behoeve van een op het openbare net aangesloten nutsvoorziening" in het Bblb, uitsluitend is beoogd tegemoet te komen aan de maatschappelijke ontwikkeling van privatisering op de energiemarkt. Volgens de nota van toelichting volgt uit deze wijziging dat de aard van dit type bouwwerk bepalend is voor het vergunningsvrij zijn ervan en niet de juridische eigendomssituatie.
Anders dan Keystone betoogt, kan uit de nota van toelichting niet worden afgeleid dat in dit geval, waarin een bouwwerk is opgericht ten behoeve van de eigen energievoorziening, dit bouwwerk moet worden geacht ingevolge deze categorie bouwvergunningsvrij te zijn. De aard van het bouwwerk dient samen te hangen met het aanbod van openbare nutsvoorzieningen. De watermeterruimtes, die blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting zijn bedoeld om daarin uitsluitend meters voor het individuele waterverbruik van de gebruikers van de bedrijfsverzamelgebouwen te plaatsen, voldoen hier niet aan. Het betoog faalt.
2.3. De gemeentelijke commissie voor welstand en monumenten heeft op 10 april 2008 een negatief welstandsadvies voor de bouwwerken uitgebracht. Dit advies heeft geleid tot de weigering van de bouwvergunning.
2.4. Keystone betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college zich bij de besluitvorming niet heeft mogen baseren op het welstandsadvies van 10 april 2008. Keystone voert daartoe aan dat dit advies, gelezen in samenhang met de twee welstandsadviezen van 13 februari 2008 en 1 april 2008, de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt ten onrechte belemmert. Ter toelichting beroept Keystone zich op een in zijn opdracht uitgevoerd onderzoek van stedenbouwkundig bureau BRO te Amsterdam (hierna: BRO), neergelegd in een rapport van 16 oktober 2008.
2.4.1. Het college heeft zich bij de besluitvorming gebaseerd op het welstandsadvies van 10 april 2008. Dit welstandsadvies vormt, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, geen belemmering voor de verwezenlijking van de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Anders dan Keystone stelt, komt het advies er niet op neer dat bij- en aanbouwen niet zijn toegestaan. Voorts heeft het college ter zitting bij de rechtbank verklaard dat plaatsing van watermeterruimtes buiten het pand op zichzelf is toegestaan, mits wordt voldaan aan redelijke eisen van welstand.
2.4.2. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat ook overigens geen grond bestaat voor het oordeel, dat het college zich in dit geval niet in redelijkheid op het welstandsadvies van 10 april 2008 heeft kunnen baseren. Niet is gebleken dat dit advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet of niet zonder meer aan zijn besluitvorming ten grondslag had mogen leggen. Ook de bevindingen in het rapport van BRO van 16 oktober 2008 leiden niet tot de conclusie dat het welstandsadvies niet in redelijkheid had mogen worden gevolgd. Daartoe wordt overwogen dat BRO niet concludeert dat is voldaan aan redelijke eisen van welstand. Daarnaast volgt uit de bevindingen van BRO niet dat de welstandscommissie met voorbijgaan aan de criteria van de welstandsnota heeft getoetst. Er is geen grond voor het oordeel dat bedrijfsgebouwen zoals hier aan de orde, geheel of gedeeltelijk van toetsing aan die criteria zouden zijn uitgezonderd. Ook dit betoog faalt derhalve.
2.5. Keystone betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan zijn beroepsgrond, dat het college in dit geval aanleiding had moeten zien om ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woningwet, ondanks het negatieve welstandsadvies toch bouwvergunning te verlenen. Financiële belangen aan de zijde van Keystone, alsmede praktische problemen en overlast bij het moeten afbreken van de watermeterruimtes en het realiseren van een andere oplossing, hadden het college moeten doen besluiten om van deze bevoegdheid gebruik te maken. De rechtbank heeft miskend dat het college in het bestreden besluit expliciet had moeten motiveren waarom geen gebruik werd gemaakt van deze bevoegdheid, aldus Keystone.
2.5.1. Dit betoog slaagt evenmin. Anders dan Keystone stelt, is de rechtbank niet aan deze beroepsgrond voorbijgegaan. De rechtbank heeft in rechtsoverweging 2.6 van de aangevallen uitspraak met juistheid overwogen dat de belangen die Keystone aanvoert, niet kunnen leiden tot de conclusie dat het college in dit geval van zijn bevoegdheid om aan het welstandsadvies voorbij te gaan, gebruik had moeten maken. Keystone heeft zelf het risico genomen van het bouwen zonder bouwvergunning. Mogelijke schade en kosten die daaruit voortvloeien, dienen voor haar rekening te blijven.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2010