ECLI:NL:RVS:2010:BK9903

Raad van State

Datum uitspraak
20 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200905402/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Scheemda centrum en de gevolgen voor het woon- en leefklimaat van de appellant

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "Scheemda centrum (Diepswal - Hogeweg)" dat op 22 april 2009 door de raad van de gemeente Scheemda, thans gemeente Oldambt, is vastgesteld. De appellant, wonend in de gemeente Oldambt, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij van mening is dat de maximale bouwhoogte van 34 meter van een nieuw te bouwen appartementencomplex zijn woon- en leefklimaat aantast. Hij wijst op schaduwhinder, inkijk in zijn tuin en beperking van zijn uitzicht. De raad van de gemeente Scheemda verdedigt het plan door te stellen dat het woon- en leefklimaat van de appellant niet aanzienlijk wordt beperkt en dat er rekening is gehouden met de gevolgen voor de omgeving. De raad stelt dat de hoogbouw een nieuwe verbijzondering in het bebouwingspatroon van het dorp introduceert en dat het centrum van Scheemda al gekenmerkt wordt door hoogbouw.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 13 januari 2010 ter zitting behandeld. De appellant is bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de raad vertegenwoordigd was door ambtenaren van de gemeente. De Afdeling overweegt dat de schaduwberekening aantoont dat de appellant enige hinder zal ondervinden, maar dat dit niet leidt tot een aanzienlijke beperking van zijn woongenot. De Afdeling concludeert dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het bestemmingsplan vast te stellen, ook al wijkt de hoogbouw af van de bestaande karakteristiek van de kern Scheemda. De Afdeling oordeelt dat het plan niet in strijd is met het "Dorpsontwikkelingsplan Scheemda" (Dop), omdat dit plan ten tijde van de vaststelling nog niet was goedgekeurd. De conclusie is dat het beroep van de appellant ongegrond wordt verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200905402/1/R3.
Datum uitspraak: 20 januari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Oldambt,
en
de raad van de gemeente Scheemda, thans de gemeente Oldambt,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 april 2009 heeft de raad van de gemeente Scheemda, thans de gemeente Oldambt (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Scheemda centrum (Diepswal - Hogeweg)" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 juli 2009, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 januari 2010, waar [appellant], bijgestaan door mr. A.M.H. Dellaert, en de raad, vertegenwoordigd door J.H. Samberg en E.A. Abbas, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet, voor zover van belang, in een appartementencomplex met een maximale bouwhoogte van 34 meter.
2.2. Het beroep van [appellant] richt zich tegen de maximale bouwhoogte van 34 meter van het plandeel met de bestemming "Wonen - Woongebouw". [appellant] betoogt dat het plan zijn woon- en leefklimaat aantast. In dit verband wijst hij op schaduwhinder, inkijk in zijn tuin en beperking van zijn uitzicht. Voorts voert [appellant] aan dat een bouwwerk van 34 meter niet past in de kern Scheemda en afbreuk doet aan het karakter van dat gebied. Tenslotte betoogt [appellant] dat het plan in strijd is met het "Dorpsontwikkelingsplan Scheemda" (hierna: Dop).
2.3. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan het woon- en leefklimaat van [appellant] niet aanzienlijk beperkt en dat bij de planvorming rekening is gehouden met de gevolgen voor de omgeving. Voorts betoogt de raad dat met een hoog gebouw in het centrum van Scheemda op een centrale, strategische plek een nieuwe verbijzondering in het bebouwingspatroon van het dorp wordt geïntroduceerd en dat het centrum zich ook nu al kenmerkt door hoogbouw van een zekere omvang. Tenslotte voert de raad aan dat het plan niet in strijd is met het Dop.
2.4. Ingevolge artikel 6.1., aanhef en onder a, van de planregels zijn, voor zover van belang, gronden met bestemming "Wonen - Woongebouw" bestemd voor woongebouwen. Ingevolge artikel 6.2.1. van de planregels gelden, voor zover van belang, voor het bouwen van een woongebouw de volgende regels: (..) d. de (bouw)hoogte van een woongebouw zal ten hoogste de in het bouwvlak aangegeven bouwhoogte bedragen. De Afdeling stelt vast, mede gelet op de plankaart, dat voor het desbetreffende woongebouw maximale bouwhoogtes van 14 en 34 meter zijn toegestaan.
2.4.1. [appellant] woont aan de [locatie]. Zijn woning ligt op een afstand van minimaal 47 meter ten westen van het deel van het desbetreffende woongebouw dat een maximale bouwhoogte van 14 meter heeft en op een afstand tussen de 80 en 90 meter tot het deel van het woongebouw dat een maximale bouwhoogte van 34 meter heeft.
2.4.2. De schaduwberekening is onderzocht in een studie van Axes Architecten van 10 juni 2008. Hieruit volgt dat bebouwing aan de [locatie 2] niet binnen de schaduwbaan van het desbetreffende woongebouw valt, behalve korte tijd aan het begin van de ochtend in de winterperiode. Gelet op de hiervoor onder 2.4. vermelde planregels en de bevindingen van de schaduwberekeningstudie, is aannemelijk dat voor [appellant] vanwege het deel van het woongebouw dat een maximale bouwhoogte van 34 meter heeft enig verlies van bezonning, uitzicht en privacy zal optreden. Het in beroep aangevoerde geeft evenwel geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat dit verlies geen aanzienlijke beperking van het woongenot van [appellant] tot gevolg heeft. Daarbij is met betrekking tot het verlies aan uitzicht mede van belang dat het uitzicht van [appellant] nu ook al wordt beperkt en dat geen blijvend recht op uitzicht bestaat. Het betoog faalt.
2.5. Voor zover [appellant] betoogt dat een bouwwerk van 34 meter niet past in de kern Scheemda en afbreuk doet aan het karakter van dat gebied, overweegt de Afdeling dat uit de plantoelichting volgt dat gekozen is voor hoogbouw op de desbetreffende plek, omdat met een hoog gebouw in het hart van Scheemda een nieuwe verbijzondering in het bebouwingspatroon van het dorp wordt geïntroduceerd op een centrale, strategische plek. Tevens volgt uit de toelichting dat met een hoog gebouw ruimtelijke kwaliteit wordt toegevoegd, terwijl het gebouw tevens dient als fraai markeringsteken (landmark) en Scheemda nog geen woningen kent met een ver uitzicht vanuit een hoge positie zodat in een specifieke behoefte kan worden voorzien. Dat de hoogbouw afwijkt van de bestaande karakteristiek is derhalve een bewuste keuze van de raad. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid deze keuze heeft kunnen maken. Hierbij acht de Afdeling van belang dat Scheemda hoofdkern is van de gemeente Oldambt met een zekere regionaal verzorgende betekenis en dat de gekozen locatie aan het Oude Winschoterdiep op een centrale, strategische plek gelegen is en historische betekenis heeft. Verder acht de Afdeling van belang dat voor de locatie aan het Oude Winschoterdiep is gekozen om deze plek aantrekkelijker te maken. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat dit laatste niet bereikt zal worden door nieuwe bebouwing in eenzelfde hoogte als de aanwezige bebouwing van vier en zes bouwlagen te realiseren omdat dit zal leiden tot een door de raad ongewenste aaneenklontering van woongebouwen. Het betoog faalt.
2.6. Ten aanzien van het betoog van [appellant] dat het plan in strijd is met het Dop, overweegt de Afdeling dat de raad bij de vaststelling van het plan geen rekening heeft hoeven te houden met het Dop. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het Dop ten tijde van de vaststelling van het plan nog niet was vastgesteld. Overigens is de Afdeling van oordeel dat het plan niet in strijd is met het Dop, maar dat daar juist expliciet voor het nieuwe bebouwingspatroon op de desbetreffende locatie wordt gekozen. Het betoog faalt.
2.7. De conclusie is dat hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plandeel strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Bošnjaković
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2010
410-634.