ECLI:NL:RVS:2010:BK9901

Raad van State

Datum uitspraak
15 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200909427/2/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake goedkeuring Gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen

Op 15 januari 2010 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De vereniging Unie van Waterschappen (UvW) had een Gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen opgesteld en deze ter goedkeuring voorgelegd aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Bij besluit van 10 juli 2006 had de minister deze Gedragscode goedgekeurd, maar op 23 augustus 2006 werd een aanvullende gedragsregel geschrapt. De rechtbank Arnhem had op 27 oktober 2009 het beroep van de Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming (VZZ) tegen het besluit van de minister gegrond verklaard en het besluit vernietigd. Hierop heeft de UvW hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzitter heeft het verzoek op 7 januari 2010 behandeld. De UvW stelde dat de Gedragscode, hangende de behandeling van het hoger beroep, als goedgekeurd moest worden aangemerkt. De voorzitter overwoog dat er een spoedeisend belang was bij het treffen van de gevraagde voorziening, omdat de werkzaamheden die onder de Gedragscode vallen, essentieel zijn voor de veiligheid en waterhuishouding. De voorzitter oordeelde dat het aannemelijk was dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep in stand zou blijven. Daarom werd besloten om de Gedragscode voorlopig goed te keuren, met inachtneming van de aanvullende gedragsregels die bij de eerdere besluiten waren vastgesteld.

De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, waarbij de voorzitter en de ambtenaar van Staat aanwezig waren. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200909427/2/H3.
Datum uitspraak: 15 januari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
de vereniging Unie van Waterschappen, gevestigd te Den Haag,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 27 oktober 2009 in zaak nr. 07/1013 in het geding tussen:
de vereniging Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming, gevestigd te Arnhem,
en
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 juli 2006 heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de minister) de door verzoekster (hierna: de UvW) vastgestelde "Gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen" (hierna: de Gedragscode) goedgekeurd.
Bij besluit van 23 augustus 2006 heeft de minister een van de bij het besluit van 10 juli 2006 gestelde aanvullende gedragsregels geschrapt.
Bij uitspraak van 27 oktober 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem het door de vereniging Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming (hierna: de VZZ) tegen het besluit van 10 juli 2006 ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer de UvW bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 december 2009, hoger beroep ingesteld. Voorts heeft zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 januari 2010, waar de UvW, vertegenwoordigd door mr. E.J. Snijders-Storm, advocaat te Den Haag, en mr. W.J. Wensink en ir. C. van Bladeren, beiden werkzaam in haar dienst, de VZZ, vertegenwoordigd door ir. S.J. Vreugdenhil en dr. J.M. Drees, beiden werkzaam in haar dienst, en de minister, vertegenwoordigd door mrs. drs. W. van Dijk en J.E.W. Tieleman, beiden ambtenaar in dienst van het ministerie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De UvW heeft de voorzitter verzocht om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat de Gedragscode, hangende behandeling van de hoger beroepen, wordt aangemerkt als ware hij goedgekeurd, als bedoeld in artikel 16b, tweede lid, aanhef en onder b, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (hierna: het Vrijstellingsbesluit).
2.2. De UvW heeft de Gedragscode ter goedkeuring aan de minister voorgelegd, teneinde de daarin vermelde werkzaamheden te laten vallen onder de in artikel 16b, eerste lid, van het Vrijstellingsbesluit neergelegde vrijstelling van verschillende verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Indien deze vrijstelling niet van toepassing is, dient ontheffing te worden gevraagd voor elke werkzaamheid waarbij de desbetreffende verbodsbepalingen kunnen worden overtreden. Aannemelijk is dat aanvragen om ontheffingen voor de in de eerste helft van 2010 geplande werkzaamheden niet binnen zo korte termijn kunnen worden afgehandeld, dat deze in dat geval tijdig kunnen worden uitgevoerd. Voorts is aannemelijk dat daaruit risico's voor de veiligheid en de waterhuishouding kunnen voortvloeien, aangezien de werkzaamheden met name onderhoud van waterkeringen betreffen. Derhalve is er een spoedeisend belang bij het treffen van de gevraagde voorziening. Nu voorts niet buiten twijfel is dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep onverkort in stand zal blijven, bestaat aanleiding om de na te melden voorziening te treffen.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de door de vereniging Unie van Waterschappen vastgestelde "Gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen" wordt aangemerkt als ware hij goedgekeurd, als bedoeld in artikel 16b, tweede lid, aanhef en onder b, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, met dien verstande dat de bij het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 10 juli 2006, met kenmerk DN. 2006/1934, zoals gewijzigd bij het besluit van 23 augustus 2006, met kenmerk DN. 2006/2407, gestelde aanvullende gedragsregels in acht worden genomen.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. De Vries
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2010
582.