Op 25 maart 2008 heeft de gemeenteraad van Haarlemmerliede en Spaarnwoude besloten om een nieuw bestemmingsplan voor een specifiek gebied voor te bereiden. Dit besluit, aangeduid als het voorbereidingsbesluit, leidde tot bezwaar van [appellante], dat op 30 september 2008 door de gemeenteraad ongegrond werd verklaard. De rechtbank Haarlem verklaarde op 25 mei 2009 het beroep van [appellante] tegen dit besluit ook ongegrond. Hierop heeft [appellante] op 3 juli 2009 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De zaak werd behandeld door een enkelvoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tijdens de zitting op 22 december 2009 waren zowel [appellante], vertegenwoordigd door mr. K. van der Leij, als de gemeenteraad, vertegenwoordigd door M.E. Driessen, aanwezig. [appellante] betoogde dat de gemeenteraad het voorbereidingsbesluit niet in redelijkheid had kunnen nemen, omdat zij geen belanghebbende zou zijn. De Afdeling oordeelde echter dat [appellante] wel degelijk belang had, gezien de nabijheid van het gebied en het zicht daarop.
De Afdeling bevestigde dat de gemeenteraad met het voorbereidingsbesluit ongewenste planologische ontwikkelingen wilde voorkomen in het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan "Spaarnebuiten". De rechtbank had terecht geoordeeld dat er geen aanleiding was om te concluderen dat de gemeenteraad het voorbereidingsbesluit niet in redelijkheid had kunnen nemen. Het hoger beroep van [appellante] werd ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.