200903924/1/H3.
Datum uitspraak: 20 januari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] en anderen, wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 21 april 2009 in zaak nr. 08/7501 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg.
Bij besluit van 29 januari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg (hierna: het college), voor zover thans van belang, besloten tot het instellen van éénrichtingsverkeer in noordelijke richting op het Sluisplein en op de Oostvlietweg tussen de Leidsekade en De Star te Leidschendam.
Bij besluit van 2 september 2008 heeft het college het door [appellant] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 april 2009, verzonden op 22 april 2009, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [appellant] e.a. daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant] e.a. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 mei 2009, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 december 2009, waar [appellant] e.a., in de personen van [appellant] en H. van den Nouweland, en het college, vertegenwoordigd door mr. A. van der Luit, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de WVW 1994) kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Ingevolge het tweede lid kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, geschiedt de plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, krachtens een verkeersbesluit.
Ingevolge artikel 18, derde lid, worden bij algemene maatregel van bestuur regels vastgesteld omtrent de eisen waaraan verkeersbesluiten dienen te voldoen alsmede omtrent de totstandkoming en de inwerkingtreding van die besluiten.
Ingevolge artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW 1994 genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW 1994 genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
2.2. Het college heeft op het Sluisplein en op de Oostvlietweg tussen de Leidsekade en De Star éénrichtingsverkeer ingesteld. Daartoe heeft het besloten om de hoeveelheid (doorgaand) verkeer op de route Sluisplein, Leidsekade, Oostvlietweg te verminderen en zo de verblijfskwaliteit en fietsroute te verbeteren, maar ook de bereikbaarheid van het gebied voor bestemmingsverkeer te garanderen.
De rechtbank heeft overwogen dat niet kan worden geoordeeld dat het college niet in redelijkheid tot deze maatregel heeft kunnen besluiten.
2.3. [appellant] e.a. betogen, samengevat weergegeven, dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college geen enkele waarneming of berekening aan haar besluit ten grondslag heeft gelegd en alleen is uitgegaan van veronderstellingen en inschattingen. Bovendien heeft de rechtbank volgens [appellant] e.a. ten onrechte met het college overwogen dat de verkeersintensiteit in de Venestraat weliswaar zal toenemen maar dat dit niet betekent dat daardoor de aantasting van het leefklimaat voor [appellant] e.a. onaanvaardbaar is. Voorts zal de verkeersonveiligheid, die reeds bestaat, alleen maar toenemen door toename van het verkeer, aldus [appellant] e.a..
2.3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 17 september 2008 in zaak nr.
200800464/1), komt het college bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toe. Het is aan het college om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter zal zich bij de beoordeling van een dergelijk besluit terughoudend moeten opstellen en slechts dienen te toetsen of het besluit strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel of sprake is van zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.
2.3.2. Aan het verkeersbesluit tot het instellen van éénrichtingsverkeer in noordelijke richting op het Sluisplein en op de Oostvlietweg tussen de Leidsekade en De Star heeft het college een kentekenonderzoek, uitgevoerd door Delft Infra Advies B.V., naar de consequenties van de voorgenomen verkeersmaatregel ten grondslag gelegd. In dit onderzoek is het verkeer op een aantal punten op en rondom de Leidsekade en de Oostvlietweg geteld, waaronder op een punt aan het begin van de Venestraat. Bovendien is een onderscheid gemaakt tussen doorgaand, herkomst- en bestemmingsverkeer. De representativiteit van dit onderzoek is nagegaan door een mechanische telling van het verkeer gedurende een week. Verder heeft het college naar aanleiding van de hoorzitting bij de Commissie voor de behandeling van bezwaarschriften een nadere berekening door Goudappel Coffeng B.V. laten opstellen van de te verwachten geluidsbelasting en luchtkwaliteit in de Venestraat. Daarbij is gebruik gemaakt van de resultaten van het door Delft Infra Advies B.V. uitgevoerde onderzoek. Niet gebleken is dat het college hiermee van onjuiste feiten is uitgegaan dan wel onvoldoende zou hebben onderzocht. [appellant] e.a. hebben hun stelling dienaangaande niet nader onderbouwd.
Gelet op het vorenstaande slaagt het betoog dat het college het besluit onvoldoende heeft gebaseerd op waarnemingen en berekeningen en teveel is uitgegaan van veronderstellingen en inschattingen, niet.
2.3.3. Uit de door Delft Infra Advies B.V. opgestelde rapportage van 10 januari 2007 volgt dat de Venestraat, gelet op de gemeten verkeersintensiteiten, een vrij rustige straat is. Uit de nadere berekeningen naar aanleiding van de hoorzitting bij de Commissie voor de behandeling van bezwaarschriften blijkt dat de geluidsbelasting weliswaar toeneemt, maar nog ruimschoots, aldus Goudappel Coffeng B.V., die een toename naar 53 dB(A) verwacht, beneden het maximaal aanvaardbare geluidsniveau van 63 dB(A) blijft en dat de luchtkwaliteit in de nieuwe situatie slechts marginaal verslechtert. Niet is gebleken dat de berekeningen van verkeersintensiteit, stankhinder en luchtkwaliteit die ten behoeve van het bestreden besluit zijn uitgevoerd, onjuist zijn. De rechtbank heeft, deze onderzoeken in aanmerking nemend, dan ook met juistheid overwogen dat de aantasting van het leefklimaat in de Venestraat gering is.
Voorts staat vast dat de ter plaatse geldende maximumsnelheid 30 km/uur is, aan weerszijden van de straat stroken zijn afgezet met palen en dat de Venestraat een zodanig profiel heeft dat hard rijden nauwelijks mogelijk is. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat niet aannemelijk is geworden dat de verkeersintensiteit op de Venestraat na het instellen van eenrichtingsverkeer op het Sluisplein dermate groot zal zijn dat zich als gevolg daarvan onaanvaardbaar vaak verkeersonveilige situaties zullen voordoen.
De conclusie is dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het college de belangen die met het bestreden besluit zijn gediend in redelijkheid zwaarder heeft mogen laten wegen dan de belangen van [appellant] e.a. bij het in stand houden van de bestaande situatie. De rechtbank heeft dan ook met juistheid overwogen dat niet kan worden geoordeeld dat het college niet in redelijkheid het bestreden besluit heeft kunnen nemen. Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Pikart-van den Berg
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2010