ECLI:NL:RVS:2010:BK8984

Raad van State

Datum uitspraak
13 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200904845/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van bouwvergunningseisen voor caravans in Lingewaard

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin het college van burgemeester en wethouders van Lingewaard op straffe van een dwangsom heeft gelast dat appellanten een stacaravan en een toercaravan van hun perceel moeten verwijderen. Het college heeft op 8 mei 2008 een besluit genomen waarin deze last is opgelegd, omdat voor het aanwezig hebben van de caravans een bouwvergunning vereist is, die niet is verleend. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard op 10 september 2008. De rechtbank Arnhem heeft op 2 juni 2009 het beroep van appellanten tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.

Appellanten hebben vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij betogen dat de rechtbank heeft miskend dat bijzondere omstandigheden het college hadden moeten brengen om van handhavend optreden af te zien. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het college geen concreet zicht op legalisatie heeft aangenomen. Het college was niet bereid om vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan op basis van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Bovendien hebben appellanten niet aannemelijk gemaakt dat zij in een onmogelijke situatie verkeren wat betreft het vinden van vervangende woonruimte, aangezien zij bij een woningstichting als woningzoekenden zijn ingeschreven en eerder aangeboden woningen hebben afgewezen.

De Afdeling heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 13 januari 2010.

Uitspraak

200904845/1/H1.
Datum uitspraak: 13 januari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend te [woonplaats], gemeente Lingewaard,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 2 juni 2009 in zaak nr. 08/4845 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Lingewaard.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 mei 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Lingewaard (hierna: het college) [appellanten] op straffe van een dwangsom gelast een stacaravan en een toercaravan van het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) te verwijderen en verwijderd te houden.
Bij besluit van 10 september 2008, voor zover thans van belang, heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 juni 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 juli 2009, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak op 22 december 2009 ter zitting aan de orde gesteld.
2. Overwegingen
2.1. Niet in geschil is dat voor het aanwezig hebben van de caravans, waar de last op ziet, bouwvergunning is vereist en deze niet is verleend. [appellanten] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat bijzondere omstandigheden het college er in dit geval toe hadden moeten brengen van handhavend optreden af te zien.
2.1.1. Dit betoog faalt. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het college terecht geen concreet zicht op legalisatie heeft aangenomen, nu het niet bereid is krachtens artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan. Ook anderszins is niet gebleken van zodanig bijzondere omstandigheden, dat zij het college er toe noopten om van handhaving af te zien. De rechtbank heeft terecht niet door [appellanten] aannemelijk gemaakt geacht dat het voor hen onmogelijk is om vervangende woonruimte te vinden, nu zij bij een woningstichting als woningzoekenden ingeschreven staan en hun aangeboden woningen hebben afgewezen. De andere gestelde omstandigheden kunnen niet tot het oordeel leiden dat het college van handhavend optreden af had moeten zien. Aan de vraag of die aannemelijk zijn gemaakt, komt de Afdeling daarom niet toe.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2010
357-580.