200904360/1/M1
Datum uitspraak: 13 januari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van Purmerend,
verweerder.
Bij besluit van 8 mei 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Purmerend (hierna: het college) een clusterplaats aangeduid met het nummer PN330 gelegen aan de Boekweitstraat aangewezen voor de plaatsing van minicontainers ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk restafval, GFT en papier.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 juni 2009, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college en [appellanten] hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 december 2009, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door L.J.P. Rog, mr. C.J.A. de Haan-de Jong, C.N. van Bergen Henegouw en M. Groot, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 9, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening Purmerend 2008 (hierna: Afvalstoffenverordening) kan het college aanwijzen via welk inzamelmiddel of via welke inzamelvoorziening een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling wordt aangeboden.
2.2. Bij het bepalen van de locaties van inzamelvoorzieningen als de onderhavige betrekt het college de "Beleidscriteria bepaling locaties inzamelvoorzieningen en clusterplaatsen" (hierna: de beleidscriteria).
Volgens de beleidscriteria vindt toetsing plaats op:
- Goede bereikbaarheid en toegankelijkheid voor bewoners en inzamelvoertuig;
- Doelmatige inrichting van de openbare buitenruimte;
- Beperking van de overlast voor de omgeving;
- Arbeidsbelasting voor de inzamelaars;
- Financiële en inzamellogistieke aspecten, en
- Fysieke onmogelijkheid om voorzieningen te plaatsen, zoals kabels en leidingen voor ondergrondse afvalcontainers en de aanwezigheid van bomen ter plaatse.
2.3. [appellanten] kunnen zich niet vinden in de aanwijzing van de locatie, aangeduid met nummer PN330 voor zes minicontainers, gelegen aan de Boekweitstraat te Purmerend als clusterplaats voor de plaatsing van minicontainers ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk restafval, GFT en papier. Zij stellen dat een betere locatie is gelegen naast de locatie PN903, bestemd voor de woningen [locatie]. Het voordeel van dit alternatief ligt volgens [appellanten] in de omstandigheid dat de minicontainers niet direct voor een woning worden geplaatst en er geen overlast van te verwachten is.
2.4. Ter zitting is namens het college aangegeven dat de voorgestelde locatie als nadeel heeft dat de containers voor de woning met huisnummer […] komen te staan. Ter zitting is dit door [appellanten] ontkend. Verder heeft het college ter zitting betoogd dat de aangewezen locatie meer ruimte biedt aan het inzamelvoertuig dan de door [appellanten] voorgestelde locatie.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college in de stukken en ter zitting onvoldoende duidelijkheid gegeven over de door[appellanten] voorgestelde alternatieve locatie. Daarom staat niet vast of de voorgestelde alternatieve locatie zich al dan niet verdraagt met de beleidscriteria.
Het bestreden besluit is in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht onzorgvuldig voorbereid.
2.5. Het beroep is gegrond. Het besluit van 8 mei 2009 komt voor vernietiging in aanmerking.
2.6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Purmerend van 8 mei 2009, locatie PN330;
III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Purmerend aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2010