200904451/1/M1
Datum uitspraak: 13 januari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van Purmerend,
verweerder.
Bij besluit van 8 mei 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Purmerend (hierna: het college) - voor zover te dezen van belang - twee clusterplaatsen aangeduid met de nummers PZ188 en PZ189, gelegen aan de Delfland aangewezen voor de plaatsing van minicontainers ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk restafval, GFT en papier.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 juni 2009, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 december 2009, waar het college, vertegenwoordigd door L.J.P. Rog, mr. C.J.A. de Haan-de Jong, C.N. van Bergen Henegouw en M. Groot, allen werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 9, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening Purmerend 2008 (hierna: Afvalstoffenverordening) kan het college aanwijzen via welk inzamelmiddel of via welke inzamelvoorziening een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling wordt aangeboden.
2.2. Bij het bepalen van de locaties van inzamelvoorzieningen als de onderhavige betrekt het college de "Beleidscriteria bepaling locaties inzamelvoorzieningen en clusterplaatsen" (hierna: de beleidscriteria).
Volgens de beleidscriteria vindt toetsing plaats op:
- Goede bereikbaarheid en toegankelijkheid voor bewoners en inzamelvoertuig;
- Doelmatige inrichting van de openbare buitenruimte;
- Beperking van de overlast voor de omgeving;
- Arbeidsbelasting voor de inzamelaars;
- Financiële en inzamellogistieke aspecten, en
- Fysieke onmogelijkheid om voorzieningen te plaatsen, zoals kabels en leidingen voor ondergrondse afvalcontainers en de aanwezigheid van bomen ter plaatse.
2.3. De clusterplaatsen met de nummers PZ188 en PZ189 zijn gelegen in elkaars verlengde op enkele meters afstand in dezelfde straat. De clusterplaatsen zijn bestemd voor minicontainers van 24 respectievelijk 26 huishoudens.
2.4. [appellant] betoogt dat op de nabij elkaar gelegen clusterplaatsen met de nummers PZ188 en PZ189 in vergelijking met de overige aangewezen inzamellocaties veel minicontainers zullen worden geplaatst. Volgens [appellant] kunnen de minicontainers beter over enkele andere locaties worden verdeeld.
[appellant] vreest voor stankoverlast en vervuiling. De omstandigheid dat de minicontainers eenmaal per week zullen worden geleegd biedt volgens hem hiertegen onvoldoende bescherming omdat het aanbod van huishoudelijk afval fluctueert.
[appellant] vreest voor geluidsoverlast omdat het college niet heeft onderbouwd waarop zijn stelling dat de geluidsbelasting gedurende de dagperiode gemiddeld niet hoger zal zijn dan 55 db(A) en maximaal niet hoger zal zijn dan 70 db(A) berust.
Volgens [appellant] zal het opstellen van de minicontainers in de 30 kilometerzone een gevaar voor de verkeersveiligheid opleveren omdat het verkeer zich nu ook al niet aan deze snelheidslimiet houdt en daartegen niet handhavend wordt opgetreden.
Tot slot merkt [appellant] nog op dat de keuze voor dit ophaalsysteem in 2007 niet op een juiste wijze is gepresenteerd aan de inwoners van Purmerend. Omdat de voorlichting onvolledig en misleidend was, is er geen bezwaar tegen gemaakt. Indien de plannen destijds anders waren gepresenteerd, zou voor een ander systeem van afvalinzameling zijn gekozen, aldus [appellant].
2.5. Het college stelt zich op het standpunt dat de minicontainers voor restafval wekelijks kunnen worden aangeboden, waardoor het niet nodig is dat bewoners hun minicontainers overvol hoeven aan te bieden. Hierdoor zal minder overlast van stank en zwerfafval ontstaan.
Volgens het college zal de geluidsbelasting als gevolg van het buiten zetten, binnen halen en ledigen van minicontainers gedurende de dagperiode gemiddeld niet meer dan 55 dB(A) en maximaal 70 dB(A) bedragen.
Het college stelt zich op het standpunt dat er verkeerskundig gezien geen bezwaar is om de minicontainers te plaatsen. Om de rijsnelheid laag te houden in de 30 kilometerzone zijn conform de landelijke verkeersveiligheidsrichtlijnen 'Duurzaam Veilig' snelheidsremmende maatregelen aangebracht. Omdat de weg met name wordt gebruikt om de aangrenzende percelen te kunnen bereiken, is de verkeersintensiteit binnen het gebied laag.
2.5.1. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college, uitgaande van de situering van de clusterplaatsen aan de "kopse kant" van de woningen [locaties], zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geluid- en stankhinder tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven.
Wat betreft het betoog dat volle minicontainers een toename van zwerfvuil veroorzaken overweegt de Afdeling dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat de capaciteit van de minicontainers gezien het te verwachten aanbod van huisvuil en de frequentie van het ledigen van de minicontainers toereikend is. Voor zover er zwerfvuil ontstaat, betreft dit een handhavingskwestie.
Verder heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat plaatsing van containers op de clusterplaatsen uit een oogpunt van verkeersveiligheid geen bijzonder gevaar oplevert.
Voorts heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat verdeling van de containers over andere clusterplaatsen gezien de beleidscriteria geen beter alternatief is en dat de gevolgen van een relatief grote hoeveelheid containers op één plaats beperkt zijn.
Het betoog dat bij een betere voorlichting de bewoners van Purmerend zouden hebben gekozen voor een ander systeem van afvalinzameling slaagt niet, omdat het niet gericht is tegen het bestreden besluit maar tegen het besluit van de gemeenteraad van Purmerend uit 2007 waarbij is gekozen voor dit systeem van inzamelen bij niet gestapelde bouw.
2.5.2. Gezien het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat het college bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot aanwijzing van de clusterplaatsen aangeduid met de nummers PZ188 en PZ189, gelegen aan de Delfland voor de plaatsing van minicontainers ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk restafval, GFT en papier heeft kunnen komen.
2.6. Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2010