ECLI:NL:RVS:2010:BK8971

Raad van State

Datum uitspraak
13 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200904519/1/M1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
  • C. Sparreboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging aanwijzing locatie voor inzameling huishoudelijk afval door college van burgemeester en wethouders van Purmerend

In deze zaak heeft de Raad van State op 13 januari 2010 uitspraak gedaan over een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Purmerend, waarbij een clusterplaats voor de plaatsing van minicontainers voor de inzameling van huishoudelijk restafval, GFT en papier was aangewezen. Het college had op 8 mei 2009 de locatie PZ174 aan de Westland aangewezen, maar dit besluit werd door de appellanten betwist. Zij stelden dat er een betere alternatieve locatie beschikbaar was die voldeed aan de eisen van de Afvalstoffenverordening Purmerend 2008. De appellanten voerden aan dat de alternatieve locatie niet alleen dichterbij was, maar ook minder overlast zou veroorzaken en veiliger zou zijn voor het verkeer.

Tijdens de zitting op 10 december 2009 werd duidelijk dat het college onvoldoende duidelijkheid had gegeven over de voorgestelde alternatieve locatie. De Raad van State oordeelde dat het college in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht had gehandeld door het besluit onzorgvuldig voor te bereiden. De Raad verklaarde het beroep van de appellanten gegrond en vernietigde het besluit van het college voor zover het de aanwijzing van de locatie PZ174 betrof. Daarnaast werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellanten en het griffierecht. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door bestuursorganen en de noodzaak om alternatieve locaties adequaat te onderbouwen.

Uitspraak

200904519/1/M1
Datum uitspraak: 13 januari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Purmerend,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 mei 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Purmerend (hierna: het college) - voor zover te dezen van belang - een clusterplaats aangeduid met nummer PZ174, gelegen aan de Westland aangewezen voor de plaatsing van minicontainers ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk restafval, GFT en papier.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de gemeente Raad van State ingekomen op 23 juni 2009, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 2 juli 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 december 2009, waar [appellanten], vertegenwoordigd door mr. drs. E. Kronemeijer, en het college, vertegenwoordigd door L.J.P. Rog, mr. C.J.A. de Haan-de Jong, C.N. van Bergen Henegouw en M. Groot, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 9, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening Purmerend 2008 (hierna: Afvalstoffenverordening) kan het college aanwijzen via welk inzamelmiddel of via welke inzamelvoorziening een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling wordt aangeboden.
2.2. Bij het bepalen van de locaties van inzamelvoorzieningen als de onderhavige betrekt het college de "Beleidscriteria bepaling locaties inzamelvoorzieningen en clusterplaatsen" (hierna: de beleidscriteria).
Volgens de beleidscriteria vindt toetsing plaats op:
- Goede bereikbaarheid en toegankelijkheid voor bewoners en inzamelvoertuig;
- Doelmatige inrichting van de openbare buitenruimte;
- Beperking van de overlast voor de omgeving;
- Verkeersveiligheid;
- Arbeidsbelasting voor de inzamelaars;
- Financiële en inzamellogistieke aspecten, en
- Fysieke onmogelijkheid om voorzieningen te plaatsen, zoals kabels en leidingen voor ondergrondse afvalcontainers en de aanwezigheid van bomen ter plaatse.
2.2.1. [appellanten] kunnen zich niet vinden in de aanwijzing van de locatie, aangeduid met nummer PZ174, gelegen aan de Westland te Purmerend als clusterplaats voor de plaatsing van minicontainers ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk restafval, GFT en papier. Zij stellen dat er een betere alternatieve locatie is. Volgens [appellanten] voldoet dit alternatief - de op 10 meter afstand van de clusterplaats PZ174 gelegen, huidige aanbiedplaats - aan de eis van een maximum afstand van 75 meter omdat alle adressen die de minicontainers op deze alternatieve locatie moeten aanbieden ruim binnen deze afstand blijven. Verder wordt volgens hen met dit alternatief geen verkeersgevaarlijke situatie gecreëerd en het uitzicht op de minicontainers vanuit de woningen beperkt. Daarnaast hoeven er nagenoeg geen struiken te worden verwijderd uit de bosschages, terwijl het inzamelvoertuig meer ruimte heeft om de minicontainers te legen, aldus [appellanten]
2.2.2. Ter zitting is gebleken dat - anders dan in het verweerschrift is vermeld - met de door [appellanten] voorgestelde alternatieve locatie van de clusterplaats met nummer PZ174 de maximale afstand van 75 meter tot de aangewezen percelen niet wordt overschreden.
Het college heeft betoogd dat bij de door [appellanten] voorgestelde alternatieve locatie de medewerkers van de inzameldienst de minicontainers handmatig moeten aanbieden bij het inzamelvoertuig omdat dit niet met de grijparm bij de minicontainers kan komen, hetgeen volgens het college een ongewenste fysieke overbelasting van het personeel van de inzameldienst betekent. Daartegenover is door [appellanten] gesteld dat de alternatieve locatie ook thans in gebruik is en dat dit noch voor het inzamelvoertuig noch voor het bedienend personeel ervan problemen oplevert.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college in de stukken en ter zitting onvoldoende duidelijkheid gegeven over de door [appellanten] voorgestelde alternatieve locatie die op dit moment daadwerkelijk wordt gebruikt. Daarom staat niet vast of de voorgestelde alternatieve locatie zich al dan niet verdraagt met de beleidscriteria.
Het bestreden besluit is in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht onzorgvuldig voorbereid.
2.2.3. Het beroep is gegrond. Het besluit van 8 mei 2009, voor zover het betreft de locatie PZ174, komt voor vernietiging in aanmerking.
2.3. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Purmerend van 8 mei 2009, voor zover het betreft de aanwijzing van de locatie PZ174;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Purmerend tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehondertweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Purmerend aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2010
191-209.