200902801/1/H1.
Datum uitspraak: 13 januari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], allen wonend te [wonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 5 maart 2009 in zaak nr. AWB 08/1553 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Spijkenisse.
Bij onderscheiden besluiten van 15 mei 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Spijkenisse (hierna: het college) aan de gemeente Spijkenisse vrijstellingen en bouwvergunningen verleend voor een bibliotheek met parkeergarage aan de Markt alsmede voor zevenendertig woningen in vijf volumes aan het Vredehofplein te Spijkenisse.
Bij besluit van 26 februari 2008 heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 maart 2009, verzonden op 9 maart 2009, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij de Raad van State ingekomen op 17 april 2009, hoger beroep ingesteld. [appellanten] hebben hun hoger beroep aangevuld bij brief van 14 mei 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 december 2009, waar het college en vergunninghoudster, beide vertegenwoordigd door mr. C.E. Radenborg-den Heijer, zijn verschenen.
2.1. Ter plaatse van de bouwlocaties geldt als bestemmingsplan het uitbreidingsplan "Plan Centrum".
De bouwlocaties zijn ingevolge dat plan bestemd voor "Gebouwen voor bijzondere doeleinden", "Eengezinshuizen", "Tuin", "Achtererf" en "Weg of verharding". Vaststaat dat de bouwplannen in strijd zijn met dit bestemmingsplan.
2.2. Ten einde bouwvergunningen te kunnen verlenen heeft het college vrijstelling ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening verleend. Vaststaat dat aan de voorwaarden voor toepassing van dat artikel is voldaan. Ingevolge die bepaling kan de gemeenteraad ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing.
2.3. [appellanten] voeren terecht aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de bouwplannen geen ingrijpende inbreuk maken op het geldende planologische regime. De ter plaatse geldende bestemmingen laten geen zelfstandige parkeergarage toe en bovendien worden bebouwingsvlakken in ruime mate overschreden.
2.3.1. Anders dan [appellanten] stellen brengt de omstandigheid dat de bibliotheek modern is vormgegeven niet met zich dat deze om die reden in strijd is met de bestemming "Gebouwen voor bijzondere doeleinden".
2.4. De ruimtelijke onderbouwing van de bouwplannen wordt gevormd door een tweetal notities uit maart 2007 waarin onder andere is gewezen op het door de raad van de gemeente Spijkenisse in 1998 vastgestelde Stadsplan 2010 en het ter nadere uitwerking daarvan in 1999 vastgestelde Centrumplan. Daarin wordt onder andere uitgegaan van een versterking van de stedelijke woonfunctie, de goede bereikbaarheid door de realisatie van nieuwe parkeervoorzieningen op strategische locaties en het creëren van ruimte voor hoogwaardige voorzieningen op het gebied van zorg, welzijn en cultuur. Voor het gebied rond de dorpskerk is gekozen voor het thema rust en onthaasting. De rechtbank heeft terecht overwogen dat dit thema niet los kan worden gezien van het centrumgebied waarvoor het geldt. Tegen die achtergrond valt niet in te zien dat de bouwplannen, voor zover in strijd met het bestemmingsplan, niet beantwoorden aan dat thema, zoals [appellanten] betogen. De verkeersaantrekkende werking van de bouwplannen maakt dat niet anders. Daarbij tekent de Afdeling aan dat de in- en uitrit van de parkeergarage niet zijn gesitueerd in de nabijheid van de dorpskerk aan de Markt, maar op geruime afstand van die kerk aan de Karel Doormanlaan. Voor zover [appellanten] betogen dat de architectuur van de bibliotheek niet bijdraagt aan de bestaande rustieke sfeer en daarom in strijd is met meergenoemd thema, betreft dat een welstandsaspect en kan het niet leiden tot de conclusie dat de gegeven ruimtelijke onderbouwing onvoldoende is. De rechtbank heeft, niettegenstaande haar oordeel over de ingrijpendheid van de inbreuk die de bouwplannen maken op het planologisch regime, die ruimtelijke onderbouwing in dit geval terecht voldoende geacht.
2.5. Ingevolge artikel 5.16, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet milieubeheer, zoals dat luidde ten tijde van belang, kunnen bestuursorganen de in het tweede lid bedoelde bevoegdheden of de daar bedoelde wettelijke voorschriften, waarvan de uitoefening of toepassing gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, uitoefenen dan wel toepassen in gevallen waarin bij een uitoefening of toepassing aannemelijk is gemaakt dat die uitoefening of toepassing, rekening houdend met de effecten op de luchtkwaliteit van onlosmakelijk met die uitoefening of toepassing samenhangende maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit, niet leidt tot het overschrijden, of tot het op of na dat tijdstip van ingang waarschijnlijk overschrijden van een in bijlage 2 opgenomen grenswaarde.
2.6. Bij het besluit op bezwaar heeft het college zijn standpunt gehandhaafd dat de bouwplannen niet leiden tot een overschrijding van de in het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna: het Blk 2005) gegeven grenswaarden voor stikstofdioxide en zwevende deeltjes (PM10) in 2010 en 2015. Het heeft dat standpunt gebaseerd op luchtkwaliteitsberekeningen van 9 mei 2006 en 10 januari 2007.
[appellanten] worden niet gevolgd in hun betoog dat de rechtbank heeft miskend dat het college zich ten onrechte heeft gebaseerd op die berekeningen. Niet aannemelijk is dat bedoelde grenswaarden worden overschreden wanneer zou moeten worden uitgegaan van hogere verkeersaantallen op de Eerste Heulbrugstraat zoals [appellanten] stellen. Uit de berekeningen blijkt, en van de zijde van het college is ter zitting bevestigd, dat na realisatie van de bouwplannen ook bij een verdubbeling van verkeersaantallen in 2010 en 2015 geen overschrijdingen van die grenswaarden plaatsvinden. Dat wordt niet weersproken in het door [appellanten] overgelegde deskundigenrapport van DGMR van 1 december 2007. Het college heeft aangegeven dat bij de berekeningen rekening is gehouden met alle in beleidsplannen vastgelegde ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied. De Afdeling gaat in dit verband voorbij aan de stelling van [appellanten] dat bij die berekeningen ten onrechte geen rekening is gehouden met andere bouwplannen aangezien zij die stelling niet hebben onderbouwd. Nu in hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd geen grond is te vinden voor het oordeel dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat genoemde grenswaarden niet worden overschreden en in de Wet milieubeheer dezelfde grenswaarden worden gesteld voor stikstofdioxide en zwevende deeltjes (PM10) als in het Blk 2005, kunnen de bouwplannen evenmin in strijd worden geacht met de ten tijde van het besluit op bezwaar van toepassing zijnde luchtkwaliteitseisen in de Wet milieubeheer.
2.7. Voor de Karel Doormanstraat waaraan de in- en uitruit van de parkeergarage en de woning van [appellant A] zijn gelegen, geldt een maximum snelheid van 30 kilometer per uur. Ingevolge artikel 74, eerste en tweede lid, aanhef en onder b van de Wet geluidhinder heeft die weg geen zone. Anders dan [appellanten] veronderstellen geldt voor die weg geen voorkeursgrenswaarde. Niet aannemelijk is dat de toename van verkeersbewegingen op de Karel Doormanstraat ten gevolge van de bouwplannen leidt tot een onaanvaardbare geluidbelasting bij de in die straat gelegen woning van [appellant A]. Dat de parkeergarage ook vanuit westelijke richting via de Karel Doormanstraat toegankelijk is, leidt niet tot een ander oordeel.
2.8. Ten slotte betogen [appellanten] dat de rechtbank heeft miskend dat het college zich op grond van de adviezen van de welstandscommissie van de gemeente Spijkenisse van 22 juni 2006 ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de bouwplannen niet in strijd zijn met redelijke eisen van welstand. Volgens [appellanten] zijn die adviezen in strijd zijn met de door de raad van de gemeente Spijkenisse vastgestelde Beleidsnota Welstand omdat geen specifieke welstandscriteria zijn vastgesteld voor het gebied rond de dorpskerk zoals in die nota is bepaald.
2.8.1. Anders dan het college stelt vormt de omstandigheid dat [appellanten] geen deskundig tegenadvies hebben overgelegd geen grond om voorbij te gaan aan voormeld betoog. Zoals de Afdeling heeft geoordeeld in haar uitspraak van 6 mei 2009, in zaak nr.
200804977/1is het enkele feit dat een aanvrager of derde-belanghebbende geen tegenadvies van een deskundig te achten persoon of instantie overlegt, op zichzelf onvoldoende voor het oordeel dat het college het welstandsadvies zonder nadere toelichting ten grondslag heeft mogen leggen aan zijn oordeel dat het betreffende bouwplan al dan niet in strijd is met redelijke eisen van welstand, ook wanneer dit naar inhoud of wijze van totstandkoming niet zodanige gebreken vertoont dat het dit niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen. Indien een aanvrager of derde-belanghebbende gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota geldende criteria, kan dit eveneens aanleiding geven tot het oordeel dat het besluit van het college in strijd is met artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woningwet of niet berust op een deugdelijke motivering als bedoeld in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Dit neemt niet weg dat een welstandsnota criteria kan bevatten die zich naar hun aard beter lenen voor beoordeling door een deskundige dan voor beoordeling door een aanvrager of derde-belanghebbende.
2.8.2. De Beleidsnota Welstand bevat algemene welstandscriteria voor de omgeving van de dorpskerk en het Vredehofplein waarbinnen de bouwlocaties zijn gelegen. In de nota is aangegeven dat deze geen specifieke welstandscriteria bevat voor onder meer het project omgeving kerk. De thans aan de orde zijnde bouwplannen vormen onderdeel van dat project. Volgens de nota hebben deze projecten een zodanige ingrijpende invloed op de aanwezige ruimtelijke structuur dat daarvoor parallel aan de planontwikkeling in een later stadium specifieke welstandscriteria zullen moeten worden geformuleerd. In de nota is aangegeven dat deze criteria een aanvulling vormen op de welstandsnota en dat inspraak daarover wordt gekoppeld aan de reguliere inspraakregeling bij de stedenbouwkundige planvoorbereiding.
Anders dan de rechtbank heeft overwogen bevat de in de ruimtelijke onderbouwingen gegeven stedenbouwkundige toets geen specifieke welstandscriteria. Deze toets gaat weliswaar in op de relatie tussen de bibliotheek en de kerk, maar geeft voor de bibliotheek noch de woningen welstandscriteria. In de door het college overgelegde toelichting op de aanbesteding van de bibliotheek van maart 2002 zijn zodanige criteria wel geformuleerd. Deze hebben echter in het kader van de vrijstellingsprocedure niet ter inzage gelegen, terwijl die criteria voorts geen betrekking hebben op de woningen. Voorts is niet gebleken dat de welstandscommissie aan die criteria heeft getoetst. Nu een afgerond toetsingskader voor een beoordeling van de welstandsaspecten van de bouwplannen ontbrak, heeft het college ten onrechte op grond van de welstandsadviezen van 22 juni 2006 zijn standpunt gehandhaafd dat de bouwplannen niet in strijd zijn met redelijke eisen van welstand beoordeeld naar de criteria van de welstandsnota als bedoeld in artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woningwet. De rechtbank heeft dat niet onderkend.
2.9. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, het besluit van 26 februari 2008 wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb vernietigen.
2.10. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep van [appellanten] gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 5 maart 2009 in zaak nr. 08/1553;
III. verklaart het door [appellanten] bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Spijkenisse van 26 februari 2008, kenmerk 07-193 en 07-194;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Spijkenisse tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Spijkenisse aan [appellanten] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 368,00 (zegge: driehonderdachtenzestig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. J.C. Kranenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.
w.g. Wortmann w.g. Willems
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2010