ECLI:NL:RVS:2009:BK8693

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200908218/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring en wrakingsverzoek

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring die op 30 september 2009 is opgelegd. De vreemdeling heeft op 1 oktober 2009 beroep ingesteld tegen deze maatregel, en op 9 oktober 2009 hebben zijn gemachtigden, mr. S.S. Ilahi en mr. K.R. Verkaart, afzonderlijk beroep ingesteld tegen de op die datum opgelegde maatregel. De rechtbank heeft op 12 oktober 2009 het verzoek van Ilahi ingewilligd om het beroep van 1 oktober ook te beschouwen als een beroep tegen de maatregel van 9 oktober, waarna Ilahi het beroep van 9 oktober heeft ingetrokken. De rechtbank heeft vervolgens op 19 oktober 2009 de beroepen ongegrond verklaard, maar dit leidde tot een wrakingsverzoek van Verkaart tegen de behandelende rechter, mr. M.J.C. Dijkstra. De rechtbank heeft echter geen aanleiding gezien om de uitspraak van de wrakingskamer af te wachten voordat zij uitspraak deed op het beroep tegen de maatregel van 9 oktober. De vreemdeling stelt dat zijn recht op een eerlijk proces is geschonden doordat de rechtbank te snel uitspraak deed zonder het wrakingsverzoek te behandelen. De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep kennelijk ongegrond is. De beslissing van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200908218/1/V3.
Datum uitspraak: 24 december 2009
Raad van State
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, van 19 oktober 2009 in zaak nr. 09/35521 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 september 2009 is [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) op de voet van artikel 59, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht.
Bij besluit van 9 oktober 2009 is de vreemdeling, in aansluiting op de opheffing van de voormelde maatregel, opnieuw in vreemdelingenbewaring gesteld, thans op de voet van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 19 oktober 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen (hierna: de rechtbank), het tegen de maatregel van bewaring van 30 september 2009 door de vreemdeling ingestelde beroep tevens opgevat als een beroep gericht tegen de maatregel van bewaring van 9 oktober 2009, deze beroepen ongegrond verklaard en de verzoeken om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 26 oktober 2009, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De staatssecretaris van Justitie heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Op 1 oktober 2009 heeft de toenmalige gemachtigde van de vreemdeling, mr. S.S. Ilahi (hierna: Ilahi), beroep ingesteld tegen de op 30 september 2009 aan de vreemdeling opgelegde maatregel van bewaring. Op 9 oktober 2009 hebben zowel Ilahi als een andere gemachtigde van de vreemdeling, mr. K.R. Verkaart (hierna: Verkaart), afzonderlijk beroep ingesteld tegen de hem op die datum opgelegde maatregel.
Bij faxbericht van 11 oktober 2009 heeft Ilahi de rechtbank verzocht het op 1 oktober 2009 ingestelde beroep, met toepassing van de artikelen 6:18 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht, mede gericht te achten tegen de maatregel van 9 oktober 2009. Op 12 oktober 2009 heeft de rechtbank dit verzoek ingewilligd, waarop Ilahi het door haar op 9 oktober 2009 ingestelde beroep heeft ingetrokken.
Voorts heeft de rechtbank op 12 oktober 2009 Verkaart meegedeeld dat het door hem ingestelde beroep op 19 oktober 2009 ter zitting zou worden behandeld. Later die dag heeft zij deze zitting zonder opgave van redenen geannuleerd. Toen Verkaart vervolgens de griffie van de rechtbank telefonisch verzocht om een toelichting, werd hem meegedeeld dat een andere gemachtigde de vreemdeling diezelfde dag nog ter zitting zou bijstaan. De griffie wenste de naam van de behandelende rechter niet bekend te maken. Verkaart heeft daarop een verzoek tot wraking van deze rechter, naar later bleek mr. M.J.C. Dijkstra (hierna: Dijkstra), ingediend.
Dijkstra heeft bij brief van 19 oktober 2009 te kennen gegeven niet te berusten in het wrakingsverzoek en heeft bij uitspraak van dezelfde dag de ter zitting van 12 oktober 2009 behandelde beroepen ongegrond verklaard. Bij brief van 20 oktober 2009 heeft de rechtbank Verkaart meegedeeld dat zijn verzoek tot wraking van Dijkstra op 2 november 2009 door de wrakingskamer ter zitting zou worden behandeld.
Bij uitspraak van 23 oktober 2009 heeft een andere rechter, mr. T.F. Bruinenberg, het door Verkaart ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank bij uitspraak van 19 oktober 2009 reeds een oordeel had gegeven over de op 9 oktober 2009 opgelegde maatregel van bewaring.
2.2. In de enige grief klaagt de vreemdeling, samengevat weergegeven, dat de rechtbank, door uitspraak te doen op het beroep tegen de maatregel van 9 oktober 2009 voordat de wrakingskamer op zijn verzoek om wraking van de behandelende rechter had beslist, heeft gehandeld in strijd met het recht. Daarmee is zijn recht op een eerlijk proces geschonden, aldus de vreemdeling.
2.2.1. Hoewel de rechtbank er beter aan had gedaan zowel Ilahi als Verkaart te vragen door welke gemachtigde de vreemdeling zich wilde laten bijstaan bij de behandeling ter zitting van het beroep tegen de maatregel van 9 oktober 2009, laat dit onverlet dat de vreemdeling tijdens die behandeling, waarbij hij werd bijgestaan door Ilahi, niet heeft geklaagd dat hij niet werd bijgestaan door Verkaart. Het moet er daarom voor worden gehouden dat met instemming van de vreemdeling alleen Ilahi ter zitting van 12 oktober 2009 is opgetreden als zijn gemachtigde.
Bovendien ziet de uitspraak van 19 oktober 2009 niet op het door Verkaart op 9 oktober 2009 ingestelde beroep, maar is deze gedaan op het door Ilahi op 1 oktober 2009 ingestelde beroep, dat de rechtbank, mede na een daartoe strekkend verzoek van Ilahi, tevens heeft opgevat als een beroep gericht tegen de maatregel van bewaring van 9 oktober 2009.
Onder deze omstandigheden heeft de rechtbank terecht geen aanleiding gezien de uitspraak van de wrakingskamer op het door Verkaart gedane verzoek tot wraking van Dijkstra af te wachten alvorens uitspraak te doen op het beroep tegen de maatregel van 9 oktober 2009.
De grief faalt.
2.3. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Laar, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink
voorzitter
w.g. Van Laar
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2009
551.
Verzonden: 24 december 2009
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
voor deze,
mr. H.H.C. Visser,
directeur Bestuursrechtspraak