ECLI:NL:RVS:2009:BK8223

Raad van State

Datum uitspraak
3 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200907960/2/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • C. Taal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in handhavingskwestie varkenshouderij te Someren

In deze zaak heeft verzoeker, wonend te Someren, op 9 juli 2009 het college van burgemeester en wethouders van Someren verzocht om handhavingsmaatregelen te treffen tegen een varkenshouderij aan een specifieke locatie in Someren. Na het uitblijven van een besluit op dit verzoek, heeft verzoeker op 14 oktober 2009 bezwaar gemaakt. Tevens heeft hij op dezelfde dag de voorzitter van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter heeft de zaak zonder zitting behandeld.

De voorzitter overweegt dat op 1 oktober 2009 de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen in werking is getreden, wat invloed heeft op de beoordeling van het bezwaarschrift. Aangezien het bezwaarschrift op 15 oktober 2009 is ingediend, moet dit worden beoordeeld volgens het recht dat sinds 1 oktober 2009 geldt. De voorzitter merkt op dat verzoeker geen beroepschrift heeft ingediend tegen het uitblijven van een besluit en ook niet schriftelijk heeft medegedeeld dat het college in gebreke is. Hierdoor is er geen mogelijkheid voor verzoeker om een voorlopige voorziening te verzoeken.

De voorzitter concludeert dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is op 3 december 2009 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

200907960/2/M2.
Datum uitspraak: 3 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) van:
[verzoeker], wonend te Someren,
1. Procesverloop
[verzoeker] heeft bij brief van 9 juli 2009 het college van burgemeester en wethouders van Someren (hierna: het college) verzocht handhavingsmaatregelen te treffen ten aanzien van de varkenshouderij aan de [locatie] te Someren.
Bij brief van 14 oktober 2009 heeft [verzoeker] bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een besluit op dit verzoek.
Bij brief van 14 oktober 2009, bij de Raad van State ingekomen op 15 oktober 2009, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
2. Overwegingen
2.1. De voorzitter doet uitspraak zonder zitting.
2.2. Op 1 oktober 2009 is de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen in werking getreden. Daarbij is onder meer afdeling 8.2.4a aan de Algemene wet bestuursrecht toegevoegd.
Ingevolge het overgangsrecht van artikel III, tweede lid, van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen, blijft op een bezwaar- of beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit dat is ingediend voor het tijdstip waarop afdeling 8.2.4a in werking is getreden, het recht zoals dit gold voor dat tijdstip van toepassing. Het bezwaarschrift is bij de gemeente Someren ingekomen op 15 oktober 2009. Het bezwaarschrift moet daarom worden beoordeeld aan de hand van het recht zoals dat sinds 1 oktober 2009 geldt.
Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Algemene wet bestuursrecht, zoals dat luidt met ingang van 1 oktober 2009, dient degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een administratieve rechter in te stellen bezwaar te maken, tenzij tegen het besluit beroep openstaat met toepassing van afdeling 8.2.4a.
Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, zoals dat luidt met ingang van 1 oktober 2009, kan een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
2.3. [verzoeker] heeft geen beroepschrift ingediend tegen het uitblijven van een besluit op zijn verzoek tot het treffen van handhavingsmaatregelen.
Ook heeft hij het college niet schriftelijk medegedeeld dat het in gebreke is tijdig een besluit te nemen op zijn verzoek. [verzoeker] heeft hiertegen wel bezwaar gemaakt. De mogelijkheid tot het maken van bezwaar is na 1 oktober 2009 echter niet meer aanwezig. De Afdeling merkt het bezwaarschrift in dit geval aan als een schriftelijke mededeling aan het college dat het in gebreke is.
2.4. Uit het voorafgaande volgt dat geen bezwaar en ook geen beroep aanhangig is. Gelet op artikel 8:81, eerste tot en met derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht staat daarom voor [verzoeker] geen mogelijkheid open om te verzoeken een voorlopige voorziening te treffen.
2.5. Het verzoek is kennelijk niet-ontvankelijk.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Sloten w.g. Taal
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 december 2009
325-584.