ECLI:NL:RVS:2009:BK7986

Raad van State

Datum uitspraak
30 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200903827/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake declaratiegeschil tussen appellant en notaris

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem van 28 april 2009. De zaak betreft een declaratiegeschil tussen [appellant] en [notaris] naar aanleiding van een besluit van de voorzitter van het bestuur van de ring Haarlem van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie. Op 9 oktober 2008 heeft de voorzitter beslist dat er geen grond was om de bestreden declaratie van de notaris anders vast te stellen. Dit besluit werd door [appellant] bestreden, waarna de voorzieningenrechter het beroep ongegrond verklaarde.

De Raad van State heeft de zaak op 30 november 2009 behandeld. [appellant] betwistte de hoogte van de declaratie, die € 5.498,60 bedroeg, en voerde aan dat de werkzaamheden niet zo complex waren dat het gedeclareerde aantal uren gerechtvaardigd was. Hij stelde ook dat er interne miscommunicatie was tussen de notaris en de kandidaat-notaris, wat extra kosten met zich meebracht. De voorzieningenrechter oordeelde dat de voorzitter de urenspecificatie in zijn beoordeling had betrokken en dat [appellant] voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunten kenbaar te maken.

De Raad van State oordeelde echter dat de voorzitter niet in redelijkheid kon stellen dat de declaratie correct was, omdat er enige miscommunicatie had plaatsgevonden die niet was gespecificeerd op de urenspecificatie. De Raad concludeerde dat [appellant] € 450,00 teveel had betaald en verklaarde het hoger beroep gegrond. De uitspraak van de voorzieningenrechter werd vernietigd en het besluit van de voorzitter werd herroepen. De Raad stelde de declaratie vast op € 5.048,60 en gelastte de terugbetaling van het griffierecht aan [appellant].

Uitspraak

200903827/1/H3.
Datum uitspraak: 30 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem van 28 april 2009 in zaak nrs. 09/1689 en 09/745 in het geding tussen:
appellant
en
de voorzitter van het bestuur van de ring Haarlem van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 oktober 2008 heeft de voorzitter van het bestuur van de ring Haarlem van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (hierna: de voorzitter) inzake een declaratiegeschil tussen [appellant] en [notaris] beslist dat geen grond bestaat de bestreden declaratie van de notaris anders vast te stellen dan is gedaan.
Bij besluit van 22 december 2008 heeft de voorzitter het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 april 2009, verzonden op 29 april 2009, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 mei 2009, hoger beroep ingesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de notaris een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzitter heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 november 2009, waar [appellant] in persoon, en de voorzitter, vertegenwoordigd door mr. J. Blom, notaris te Hoofddorp, zijn verschenen. Voorts is daar als derdebelanghebbende de notaris gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 55, eerste lid, van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) is de notaris verplicht om op verzoek van de cliënt een rekening van zijn honorarium voor ambtelijke werkzaamheden en de overige aan de zaak verbonden kosten op te maken, waaruit duidelijk blijkt op welke wijze het in rekening gebrachte bedrag is berekend.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, kan indien over de in het eerste lid bedoelde rekening geschil ontstaat, de meest gerede partij bij met redenen omkleed schriftelijk verzoek aan de voorzitter van het bestuur van de ring in het arrondissement waar de notaris gevestigd is, een beslissing vragen.
2.2. Met een declaratie gedateerd 21 augustus 2008 heeft de notaris bij [appellant] € 5.498,60, waarvan € 4.612,50 aan honorarium, in rekening gebracht ter zake het opmaken van een testament en een akte van wijziging van huwelijksvoorwaarden.
2.3. [appellant] bestrijdt het oordeel van de voorzieningenrechter dat de voorzitter op goede gronden heeft besloten de declaratie niet anders vast te stellen dan de notaris heeft gedaan. Volgens [appellant] is het door de notaris gedeclareerde bedrag aanzienlijk te hoog. Hij stelt dat de van de notaris gevraagde werkzaamheden niet dermate ingewikkeld waren dat hiervoor het gedeclareerde aantal uren in rekening kon worden gebracht. Bovendien heeft interne miscommunicatie tussen de notaris en de kandidaat-notaris extra werkzaamheden noodzakelijk gemaakt en is de daarmee gemoeide tijd ten onrechte volledig aan hem doorberekend, aldus [appellant]. Hij bestrijdt voorts de juistheid van enkele posten op de overgelegde urenspecificatie en betoogt dat de voorzieningenrechter deze specificatie ten onrechte niet inhoudelijk heeft beoordeeld.
Verder had het op de weg van de notaris gelegen hem tussentijds over de hoogte van de kosten te informeren en heeft de voorzieningenrechter ten onrechte geen gevolgen verbonden aan de omstandigheid dat de urenspecificatie hem eerst na de hoorzitting in bezwaar bij de voorzitter ter hand is gesteld, aldus [appellant].
2.3.1. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [appellant] eerst na de hoorzitting in bezwaar inzage in de urenspecificatie heeft gekregen en dat de notaris en de voorzitter daarmee artikel 55, eerste lid, van de Wna hebben geschonden. Aan die vaststelling, waarvan de juistheid niet in hoger beroep is bestreden, heeft de voorzieningenrechter evenwel terecht niet het door [appellant] gewenste gevolg verbonden, nu hij door deze gang van zaken niet in zijn belangen is geschaad. Hiertoe wordt overwogen dat uit het besluit op bezwaar blijkt dat de voorzitter de urenspecificatie in zijn beoordeling van de declaratie heeft betrokken en dat [appellant] in de beroepsfase voldoende in de gelegenheid is gesteld zijn standpunten over die specificatie kenbaar te maken.
2.3.2. De voorzieningenrechter heeft [appellant] voorts terecht niet gevolgd in zijn betoog dat de voorzitter gevolgen had moeten verbinden aan de omstandigheid dat de notaris hem niet tussentijds over het beloop van de declaratie heeft geïnformeerd. Voor dat oordeel bestond geen grond, omdat niet in geschil is dat tussen [appellant] en de notaris geen afspraken zijn gemaakt omtrent het tussentijds geven van informatie over de te declareren kosten en er overigens geen grond is waarop een verplichting daartoe valt te baseren.
2.3.3. Niet in geschil is dat de notaris bij zijn werkzaamheden onder meer rekening diende te houden met Frans erfrecht in verband met een onroerende zaak van [appellant] in Frankrijk. Daarnaast wenste [appellant] in het testament onderscheid in de positie van zijn kinderen onderling en een regeling ten behoeve van zijn tweede echtgenote en haar kinderen uit een eerdere relatie. Evenmin is in geschil dat [appellant] met de notaris in verband met de door deze te verrichten werkzaamheden, in totaal vier en een half uur heeft overlegd. Gelet op deze omstandigheden, wordt met de voorzieningenrechter overwogen dat de voorzitter zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat bij het opmaken van het testament en het wijzigen van de huwelijksvoorwaarden verschillende complicerende factoren een rol speelden, en dat het geen standaard werkzaamheden betrof.
De voorzieningenrechter heeft terecht geen grond gezien voor het oordeel dat de voorzitter niet in redelijkheid het standpunt heeft kunnen innemen dat de overgelegde urenspecificatie een reëel beeld geeft van de door de notaris verrichte werkzaamheden en daarmee gemoeide tijd. De niet nader gemotiveerde stelling van [appellant] dat voor enkele nader aangeduide werkzaamheden op de urenspecificatie te veel tijd is in rekening is gebracht, heeft de voorzieningenrechter daarvoor terecht onvoldoende geacht.
2.3.4. Niet in geschil is echter dat met betrekking tot de voor [appellant] te verrichten werkzaamheden, zich enige interne miscommunicatie tussen de notaris en de kandidaat-notaris heeft voorgedaan, waarna een nieuwe concept-akte is opgesteld. In verband met deze miscommunicatie en met het oog op het voortzetten van de plezierige werkrelatie met [appellant], heeft de notaris bij e-mailbericht van 4 september 2008 aangeboden de declaratie met € 700,00 te verlagen. [appellant] heeft dit aanbod niet geaccepteerd waarna, zoals de notaris desgevraagd ter zitting heeft bevestigd, de met de miscommunicatie gemoeide tijd alsnog in de declaratie aan [appellant] is doorberekend. De notaris heeft ter zitting verklaard dat het tijdsbeslag van de miscommunicatie ten hoogste anderhalf uur bedraagt in aanmerking genomen de nieuwe wensen die [appellant] had kenbaar gemaakt, maar tevens te kennen gegeven dat hij deze stelling niet met bewijzen kan staven. Volgens [appellant] is het aantal met de miscommunicatie gemoeide uren aanzienlijk groter.
2.3.5. Gelet op de onder 2.3.4. weergegeven gang van zaken, acht de Afdeling het aannemelijk dat sprake is geweest van enige miscommunicatie tussen de notaris en de kandidaat-notaris, welke aan de duur van de verrichte werkzaamheden heeft bijgedragen en dat de daarmee gemoeide tijd ten onrechte aan [appellant] in rekening is gebracht. Omdat deze tijd niet is gespecificeerd op de urenspecificatie zal de Afdeling, gehoord de notaris en [appellant], deze op twee uren stellen. Dit brengt mee dat, gezien het door [appellant] en de notaris overeengekomen uurtarief van € 225,00, door de notaris aan [appellant] € 450,00 teveel in rekening is gebracht. In zoverre heeft de voorzitter zich niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen grond bestond de declaratie van de notaris anders vast te stellen dan is gedaan. De voorzieningenrechter heeft dit niet onderkend.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 22 december 2008 van de voorzitter alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt eveneens voor vernietiging in aanmerking. De Afdeling zal op na te melden wijze in de zaak voorzien. Het primaire besluit van 9 oktober 2008 zal worden herroepen. De Afdeling zal bepalen dat € 450,00 in mindering wordt gebracht op de declaratie van de notaris van 21 augustus 2008 en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit op bezwaar van 22 december 2008.
2.5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem van 28 april 2009 in zaak nrs. 09/1689 en 09/745;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de voorzitter van het bestuur van de ring Haarlem van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie van 22 december 2008;
V. herroept het besluit van 9 oktober 2008;
VI. bepaalt dat de declaratie van [notaris] van 21 augustus 2008 met factuurnummer 20080519 aan [appellant] en [naam]r wordt vastgesteld op € 5048,60;
VII. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit op bezwaar van 22 december 2008;
VIII. gelast dat de voorzitter van het bestuur van de Ring Haarlem van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 368,00 (zegge: driehonderdachtenzestig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J. den Broeder, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Den Broeder
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 december 2009
546.